De drie honken van gewoontevorming

Deze blogpost is deel 16 van 26 in de reeks Gewoontes

Het heeft even geduurd maar ik pak mijn serie over gewoontevorming weer op. Ik was bezig met het Good habits, bad habits van Wendy Wood. Eerder zagen we hoe we echt zijn en waarom het daarom lastig is om gewoontes af of aan te leren. En dat er een eenvoudigere manier is.

Die eenvoudigere manier is het aanspreken van een ander hersengebied. Automatismen en gewoontes huizen in de basale ganglia, een deel van de hersenen dat al heel oud is. Bewuste beslissingen worden genomen in de prefrontale cortex, een heel jong – nou ja, gerekend naar de evolutie van mensheid – hersengebied.

Beslissingen vanuit de prefrontale cortex neem je actief. Maar bij tandenpoetsen hoef je niet na te denken, net als waarschijnlijk bij richting aangeven als je afdraait en ook bij je ontbijt. Dus eet je min of meer gedachteloos elke dag hetzelfde. Deze handeling gaan zo automatisch omdat de aansturing voor de handelingen overgenomen zijn door de basale ganglia.

Maar hoe gaat iets zo snel mogelijk naar de basale ganglia?

Kortom, hoe maak je van een bewuste handeling een automatische, een gewoonte? Volgens Wendy Wood spelen daar drie essentiële dingen een rol bij:

  1. Context: de omgeving waar een gewoonte zich afspeelt, is belangrijk voor het succes van die gewoonte. Wood haalt in haar boek de jaren vijftig van de vorige eeuw aan. Wat valt je als eerste op als je terug in de tijd kon? Antwoord: dat er zo veel gerookt wordt. Dat is nu wel anders. Dat heeft te maken met allerlei tegenwerkende krachten. Om er een aantal te noemen: accijns, reclameverbod, een verbod op allerlei locaties; minder verkooppunten. Kortom, er wordt frictie gecreëerd; het wordt – ook sociaal gezien – steeds moeilijker om te roken.
    Tegenwerkende krachten zijn dat. Voorbeelden bij gezonder willen eten zijn pizza’s of snoep in huis. Stuwende, aanjagende krachten zijn groente en fruit, liefst op (een) zichtbare plek(ken) in huis.
    Het eerder aangehaalde ontbijt is een context die stabiel is en daarom zo sterk.
  2. Herhaling: zonder herhaling wordt geen enkel gedrag een gewoonte, of het nu een goede of een slechte gewoonte is. Het is alleen helaas niet duidelijk hoe vaak je iets moet herhalen voor het een gewoonte is. Dat hangt ook af van waarvan je een gewoonte wilt maken.
    Wat wel duidelijk is dat herhaling gedrag leuker maakt en daarmee ook makkelijker vol te houden. En dan kan iets opeens een gewoonte zijn geworden.
  3. Beloning: een onbewuste beloning werkt het beste; de activiteit waar je een gewoonte van wilt maken. Als je iets leuk, prettig, of aangenaam vindt, maken je hersenen dopamine aangemaakt en dat werkt gewoonte versterkend. En hoe sneller die dopamine wordt aangemaakt, hoe beter. Misschien onverwacht, maar als een beloning onzeker is, werkt dit beter. Eigenlijk logisch want is het principe waarop de verslavende werking van gokken op gebouwd is.

Alle drie de bezet. Wie slaat de homerun?

Uiteindelijk draait het dan toch op consistentie; stabiele contexten. Je moet wel uitkijken dat de gewoonte niet saai wordt, al heb je wel het geluk dat gewoontes ook werken op beloningen uit het verleden. Verder kun je nog meer controle uitoefenen door zo veel mogelijk voorbereidende werkzaamheden te verzitten. Schoenen en hardloopkleding die klaar liggen; de avond van te voren je to-do en agenda klaar maken; of professioneler: mise-en-place waarmee professionele koks hoe werk eenvoudiger maken.

Achtergrond

In 2015 deed ik mee met een blogreeks van Peter Pellenaars over Zen Habits – Mastering the art of change. En ik schreef eind dat jaar een vervolgreeks over hetzelfde boek. Gewoontes bleken de afgelopen jaren nogal een invloed op mij te hebben gehad. Daarom nu een hernieuwd onderzoek met daarbij ook de boeken The power of habit van Charles Duhigg en Good habits, bad habits van Wendy Wood.

~~~

Afbeelding van Chris Pastrick via Pixabay

Hoe kijk ik over zes weken terug op dit weekend?

Gisteren schreef ik na een heerlijke wandeling door de Peel van zo’n tien kilometer – mijn stappenteller dacht twaalf – al dat ik misschien niet zo moeilijk moest doen. Vandaag was nog even genieten van de stilte voor de storm maar vanaf morgen moet ik eraan geloven.

Niet dat ineens alles anders maar vrij naar The Art of Living van Arthur Worsley bedacht ik dat ik mijn leven in vier aandachtsgebieden wilde gaan opdelen. Te weten:

  1. Familie en vrienden: spreekt voor zich. Nu in coronatijd zie je niet iedereen even vaak als je wilt, maar toch blijft contact belangrijk.
  2. Gezondheid en welzijn: hier valt alles onder met betrekking tot mijn handicap, slechtere gehoor en geestelijke gezondheid. En uiteraard die van mijn naasten. Wat ik hier doe, is wandelen, afspraken i.v.m. het revalidatiecentrum enzovoorts. En zorgen voor regelmaat.
  3. Werk. Hoe dit zo goed mogelijk te doen zonder dat de andere aandachtsgebieden overschaduwt. Dat dit helaas kan gebeuren, heeft het verleden wel uitgewezen.
  4. Hobby en ontspanning. Hieronder valt bijvoorbeeld lezen en schrijven en cursussen of het toepassen van kennis uit boeken die niet werkgerelateerd zijn. Kortom het najagen van interesses zoals webdevelopment – hoewel hier ook een kleine werkcomponent in kan zitten met een baan als webmaster -, literatuur, cultuur en geschiedenis.

Deze vier aandachtsgebieden dus. Die wil ik voortaan iedere week meenemen in een soort van weekevaluatie. Is alles goed in balans? Hebben alles gebieden voldoende aandacht gekregen? Ik lees nu Grip van Rick Pastoor en wilde morgenochtend mijn eerste weekevaluatie doen. Daarin wil ik deze punten meenemen en blijven meenemen zodat het met mijn dagelijkse gewoontes een mooie tandem kan vormen, zodat ik mijn leven nog wat gemakkelijk zodanig inricht dat ik meer doe wat ik belangrijk vind en daarvan meer gedaan krijg.

Dat is dus wat ik dit weekend langzaam ben hopen. In het vertrouwen dat ik het ook echt kan. Ik doe een test van zes weken. Daarna evaluatie.

~~~

Afbeelding van stokpic via Pixabay

Voldoening

Vandaag las ik ter voorbereiding op mijn #nanowrimo-boek Geen tijd, geen geld, toch toen van Marcel van Driel uit. Nuttige tips, maar zoals wel vaker: je kunt het wel lezen en ‘ja’ denken. Maar als het dan ‘nee’ doen wordt, schiet ik er nog niet zo veel mee op. Dat ligt natuurlijk niet aan Marcel maar is wat zelfhulpboeken betreft gewoon een waarheid als een koe. Misschien is het genre juist om die reden zo populair: het lukt (te) weinig mensen om de adviezen uit het boek dat ze net instemmend knikkend hebben gelezen in de praktijk te brengen. En dat ligt dan vast aan het boek, dat was het dan net niet en daarom gaan we vrolijk (of minder vrolijk) verder met het volgende boek.

Het is eenvoudig om een vergelijking te trekken tussen zelfhulpboeken en dieetboeken. Wat ik in de vorige alinea schreef over zelfhulpboeken, kun je bijna één op één ook zeggen voor dieetboeken. Het grootste verschil is misschien dat als het je met zelfhulpboeken niet lukt om jezelf te verbeteren je daar verder waarschijnlijk niet onder lijdt, terwijl overgewicht een behoorlijk gezondheidsrisico met zich mee brengt.

Maar diep in je hart weet je na het zoveelste mislukte dieet- of zelfhulpboek toch allang dat het niet aan het boek ligt, maar aan jezelf. Dat je het uiteindelijk zelf moet doen. Dat was ook de centrale boodschap uit ‘Geen tijd, geen geld, toch doen’. De tips zijn denk ik goed maar uiteindelijk gaat het erom wat je ermee doet. Als jij of ik uiteindelijk niet zelf aan de slag gaan, gebeurt er niks.

Ik kan lezen, plannen, praten wat ik wil. Uiteindelijk gaat het om doen. Gelukkig heb ik met onze Biggles-vertalingen (ik heb ze lang niet alleen gemaakt, maar ook anderen enthousiast gemaakt om te gaan vertalen) al enige ervaring en wat mij betreft gaan we nog jaren door met vertalen.

Wat ik daarvan heb geleerd is dat het natuurlijk fijn was dat ik het ontzettend leuk vind om te vertalen maar vooral dat zo’n enorme voldoening geeft om te doen. Je leert continu bij en dat voelt goed, maar je maakt uiteindelijk ook mensen blij. Die combinatie maakt dat vertalen heel veel voldoening geeft.

En daarom hoop ik dat ik van mijn #nanowrimo-project weer net zo veel leer als van mijn vertalingen en dat ik er anderen blij mee kan maken of dat ze er wat aan hebben. Dat zou heel veel voldoening geven. En die voldoening is weer een sterke motivator om aan de slag te gaan en blijven.

~~~

Afbeelding van Michael Schwarzenberger via Pixabay.

Familiegeschiedenis?

Ergens in 2011 liep ik zoals gebruikelijk op het station de boekhandel in. Om de een of andere reden kwam ik uit bij de strips en toen ik de nieuwe Suske en Wiske zag, wist ik: die moet ik hebben. Nu was het al jaren geleden dat ik gestopt was met het verzamelen van die serie maar voor dit album wilde ik graag een uitzondering maken. Hoe dat kwam? Ik wist dat ik in dit album zou staan. En dan moet je het het hebben, hè?

En ja, redelijk aan het begin van het album las ik ‘Weg met Van der Werf!’ Gelukkig liep het met goed af met deze man want verderop riep men: ‘Leve Van der Werf!’ Dat lees ik natuurlijk liever.

Maar welk album was dat en wie was die Van der Werf?

Het album waarover het het ging was ‘Het lijdende Leiden’ over het Beleg en Ontzet van Leiden in 1573/1574. Middenin de Tachtigjarige Oorlog dus en dat ik wist dat ik het album wilde hebben had te maken met een column van Heleen Crul zo’n twintig jaar daarvoor. In die column had zij het over burgemeester Van der Werf. De beste man was een de van de vier burgemeesters van Leiden in 1573/1574 en zou tegen over de bittere hongersnood klagende Leidenaren hebben gezegd dat ze hem/zijn arm* mochten opeten als Leiden niet binnen een week ontzet zou zijn. Dat haalt ook het album van Suske en Wiske.

De crux was dat Van der Werf dat eind september 1574 gezegd schijnt te hebben en dat het Ontzet door de geuzen van Oranje op 3 oktober was. En volgens Heleen Crul was Van der Werf toen hij die belofte deed er via spionnen al van op de hoogte dat de Geuzen in aantocht waren.

Toen ik later in 2011 in De Lakenhal een tentoonstelling over Leidens Ontzet bezocht, raakte ik aan de praat met een vrijwilliger. Ik vertelde dat ik toevallig Paul van der Werf heette en dat ik mede daarom de tentoonstelling zo boeiend vond. Dat vond ze wel leuk.

Is dit familiegeschiedenis en is het verhaal van de spionnen waar?

Geen idee of er een familiestamboom is en of die teruggaat tot de zestiende eeuw. Overigens wordt de naam van burgemeester geschreven als ‘Van der Werf’ maar ook als ‘Van der Werff’. Bovendien las ik in ‘De kleine geschiedenis van Leiden voor Dummies‘ van Léon van der Hulst dat de burgemeester protestants was – en dat was te verwachten daar strijd in de Tachtigjarige Oorlog tussen Oranje en Spanje grotendeels langs de lijnen van het geloof liep – terwijl ikzelf katholiek ben. Maar daar valt weer tegenin te brengen dat mijn familie volgens de overlevering uit Roelofarendsveen en daarvoor Leiden komt en dat er als ik het goed heb meegekregen van vroeger uit banden zijn met een familie Vermeer. Dat zou weer aansluiten bij het feit dat burgemeester Van der Werf van geboorte Vermeer heette en zich later pas Van der Werf noemde. Toch eens navraag doen binnen de familie dus.

En hoe dat zit met die spionnen? Hopelijk vind ik het antwoord op die vraag in Omwille van de Vrijheid van Hans Marks dat over de laatste maanden van het Beleg en Ontzet van Leiden gaat. Er is overigens ook een e-book versie maar ik heb ik link van de uitgeverij gepakt omdat daar al een YouTube-filmpje opstaat waarin de schrijver al iets zegt over mijn mogelijke voorvader.

Wordt dus vervolgd

* Over welk van de twee verschillen de bronnen of mijn herinnering van mening.

~~~

Afbeelding van Alexander Lesnitsky via Pixabay

Good habits, bad habits – Wendy Wood. Deel 1: hoe we echt zijn

Deze blogpost is deel 14 van 26 in de reeks Gewoontes

Veel van wat er in het eerste deel (How we really are) van Good habits, bad habits van Wendy Wood te lezen valt, komt niet als een verrassing als je eerst The power of habit van Charles Duhigg hebt gelezen. Over al die dingen ga ik het niet hebben. Wat mij wel opviel was de marshmellow test. Zoals Wood al opmerkt is die test gemakkelijk te vinden op YouTube. Het komt hier op neer: kinderen werden een kwartier alleen gelaten met een marshmellow. Ze kregen te horen dat ze die niet op mochten eten en dat ze er na een kwartier nog eentje kregen als ze de eerste marshmellow niet op hadden gegeten. De meesten konden de verleiding niet weerstaan en aten de marshmellow op en kregen er dus geen twee.

Dit onderzoek stamt uit 1970. Uit vervolgonderzoek bleek dat kinderen die de verleiding konden weerstaan en dus twee marshmellows kregen, succesvoller waren in hun latere leven. Ik ben blij dat ik nooit aan een marshmellow test heb blootgestaan. Het lijkt me nodeloos stigmatiserend. Kun je verleidingen weerstaan? Dan ben/word je succesvol.

Verleidingen weerstaan = veel zelfbeheersing?

Voor zelfbeheersing blijkt een schaal te zijn die in veel onderzoeken wordt gebruikt. En de suggestie was dat als je veel verleidingen kunt weerstaan, je hoog scoorde op zelfbeheersing. Gelukkig blijkt uit onderzoek uit de 21e eeuw dat het zo simpel niet is. Men ging er vanuit dat mensen die succesvol waren in het leven goed waren in zelfbeheersing. Net als de kinderen die twee marshmellows kregen. Ze waren door hun zelfbeheersing in staat om al die (bijvoorbeeeld) dikmakende verleidingen te weerstaan; die treurbuis te laten voor wat ie is, of weinig social media gebruiken.

Ontzettend knap van die mensen. Totdat uiteindelijk in 2012 ook dit werd onderzocht. Mensen die hoog scoorden op een test voor zelfbeheersing en mensen die daar laag op scoorden; werd gevraagd om te rapporteren hoe vaak zij aan verleidingen bloot stonden. Alle deelnemers aan het onderzoek moesten de zelfbeheersingstest maken. Daarna kregen ze via een pieper gedurende een dag zeven keer een piepje te horen. Als ze het voorbije uur een verleiding hadden gevoeld, moesten ze dat opschrijven. Ze moesten ook opschrijven of ze die verleiding wel of niet hadden weten te weerstaan.

Wat bleek?

Mensen die laag scoorden op de zelfbeheersingstest moesten veel verleidingen rapporteren en hadden de grootst mogelijke moeite ze te weerstaan. Aan de andere kant: mensen met een hoge mate van zelfbeheersing rapporteerden juist veel minder verleidingen waaraan ze het hoofd moesten bieden. Ze voelden eenvoudigweg de verleidingen niet die diegenen met een lagere zelfbeheersingsscore niet konden weerstaan.

En dat vond dus een interessant punt: dat verleidingen goed kunnen weerstaan weleens kon betekenen dat je de verleiding sowieso al niet eens voelde.

In het verlengde daarvan: mensen die al die verleidingen niet hoefden te weerstaan bleken veel meer dingen te doen zonder erbij te hoeven nadenken en bleken dus ook nog beter in gewoontevorming. Hoe je dat dan doet volgens Wendy Wood bekijken we morgen. Dat wordt dus later vandaag want het lukte me gisteren niet meer deze post nog online te zetten.

Achtergrond

In 2015 deed ik mee met een blogreeks van Peter Pellenaars over Zen Habits – Mastering the art of change. En ik schreef eind dat jaar een vervolgreeks over hetzelfde boek. Gewoontes bleken de afgelopen jaren nogal een invloed op mij te hebben gehad. Daarom nu een hernieuwd onderzoek met daarbij ook de boeken The power of habit van Charles Duhigg en Good habits, bad habits van Wendy Wood.

~~~

Afbeelding van PublicDomainPictures via Pixabay

The power of habit (Charles Duhigg) of Good habits, bad habits (Wendy Wood)

Deze blogpost is deel 13 van 26 in de reeks Gewoontes

Het boek Good habits, bad habits is verdeeld in drie delen van elk vijf hoofdstukken. Daarna volgt nog een epiloog waarin bekeken wordt hoe het behandelde kunt toepassen bij het afleren van een slechte gewoonte. In dit geval gaat het om te vaak op je smartphone kijken. Daar heb ik zelf al een tamelijk effectieve methode voor gevonden dus die epiloog ga ik niet behandelen.

Wat ik ook niet ga behandelen, is heel het boek. Ik ga geen samenvatting schrijven. Wendy Wood houdt zich als professor bezig met gewoontes en zij beschrijft in haar boek veel van haar onderzoek en dat van anderen. Natuurlijk kan ik daar prima een samenvatting van schrijven maar daar heb ik geen zin in. Lees dan zelf het boek maar. Het is trouwens ook in het Nederlands verschenen: Gelukkig met gewoontes. Wat ik wel wil doen zijn per deel aantal een aantal losse punten aanstippen die mij opvielen. En daarna misschien nog checklists goede en slechte gewoontes. In het laatste geval natuurlijk afleren.

Als je het boek vergelijkt met dat van Duhigg, The power of habit dan valt meteen op dat de vele schematische tekeningetjes uit dat boek in dat van Wood ontbreken. Verder lijken de boeken inhoudelijk op elkaar. Duhigg kiest voor een eenvoudig model, hoewel hij wel oog heeft voor de haken en ogen die eraan kleven. Wood benoemt die problemen wat explicieter. Ik moet daarbij wel opmerken dat toen ik het boek van Duhigg voor de eerste keer las, ik niet op zoek was naar probleemsituaties als stress en dergelijke maar dat deze bij herlezing wel opvallen. Maar ze zitten dus niet in zijn schema’s. En ook niet in die van Wood, want haar boek bevat sowieso geen schema’s.

Al met al denk ik dat zowel het boek van Duhigg uit 2012 – het is in bepaalde kringen niet voor niets een soort van klassieker – als dat van Wood uit 2019 aan kunnen zetten tot het vormen van nieuwe gewoontes of juist het afleren. Maar je zult wel aan de moeten; je wordt niet bij de hand genomen zoals dat bij Leo Babauta wel het geval is. Over zijn methode waarschijnlijk later in deze serie toch nog wat meer.

Duhigg en Wood kiezen voor een meer wetenschappelijke benadering dan Babauta. Neem je de moeite met hun boeken aan de slag te gaan, liefst elke dag, dan heb je zeker kans dat je in je missie gaat slagen. Distilleer een soort actieplan uit het boek van je keuze en ga aan het werk. Dat actieplan zit al deels in de schema’s van Duhigg en die tekeningetjes heb ik ook als basis gebruikt voor mijn posts het aan- en afleren van gewoontes volgens de methode van Duhhigg. Lukt het met die schema’s niet naar wens dan kan het de moeite zijn om het boek er nog eens bij te pakken. Er staat volgende in over stress of over waarom zijn vier elementen van gewoontes wel of niet werken.

Bij Wood moet je zelf je schema gaan maken; maar het voordeel daarvan is dat je blik ook sneller gericht is op probleemkwesties. Je moet immers actiever met de tekst aan de slag en je zou dus alle factoren die volgens haar een rol spelen bij gewoontes op een rij kunnen zetten en jezelf afvragen welke rol die voor jou spelen. Dat is precies wat ik de komende dagen van plan ben.

Achtergrond

In 2015 deed ik mee met een blogreeks van Peter Pellenaars over Zen Habits – Mastering the art of change. En ik schreef eind dat jaar een vervolgreeks over hetzelfde boek. Gewoontes bleken de afgelopen jaren nogal een invloed op mij te hebben gehad. Daarom nu een hernieuwd onderzoek met daarbij ook de boeken The power of habit van Charles Duhigg en Good habits, bad habits van Wendy Wood.

~~~

Afbeelding van RGY23 via Pixabay

Paul van het 266e

Paul van het 266e

In deze bijzondere blogpost, mijn 266e, aandacht voor een hobby die me al zo veel langer plezier oplevert dan dit blog. Ik blog al acht jaar maar Biggles is al veel langer in mijn leven. Het lijkt me aardig om daar eens aan terug te denken, herinneringen op te halen en wie weet zelfs nog toekomstplannen te delen.

Het begon voor mij allemaal toen ik nog op de basisschool zat. Ik zat in groep zeven of acht toen mijn fysiotherapeute aan mij vroeg: “Paul, jij houdt van lezen, nietwaar?” Dat klopte. Mijn therapeute vervolgde: “Ik heb mijn zolder opgeruimd en kwam nog een stuk of twintig avonturenboeken van vroeger tegen. Die breng ik volgende week wel voor je mee.”

De week erop was ik heel blij want het was inderdaad een hele stapel. “Begin vooral met Biggles want die vond ik vroeger zo spannend. Als je van Arendsoog houdt, dan is dat vast ook wat voor jou.” Ik was razend benieuwd en zodra ik het boek waaraan ik bezig was uit had, pakte ik er Met Biggles in vijandelijk gebied bij en begon te lezen. Dat was op een vrijdagavond en zaterdag moesten mijn ouders weg. Ik zou naar mijn oom en tante gaan die een straat verderop woonden. Maar ik zat dus al de hele zaterdag te lezen en vergat alles; dus ook om naar mijn oom en tante te gaan. Pas toen mijn nichtje het keukenraam ongeveer ingeslagen had – de voordeurbel hielp niet – ben ik met boek en al meegegaan.

Toen kon ik me nog totaal geen voorstelling maken van de grote invloed die Biggles op mijn leven zou krijgen. Maar al in die eerste vijf Prisma Juniores ontdekte ik dat er veel meer Biggles-boeken waren en die wilde ik allemaal lezen. Want zo spannend en een deel van de verhalen speelden zich in de Eerste en Tweede Wereldoorlog af en dat wakkerde mijn interesse in geschiedenis aan, dus ik wist al snel dat ik ze wilde verzamelen. Ik had toen al een grotendeels complete Arendsoog-serie en ik vond en vind het leuk om boekenmarkten of (antiquarische) boekhandels af te struinen. Het was in een tijd dat wij nog geen internet hadden.

Dus antiquariaten en lokale boekenmarkten. Genieten. Dat deed ik ook van al die prachtige boeken die ik vond. Ik ontdekte al snel dat er naast de Juniores-serie ook een eigen Biggles-serie was met gruwelijk veel deeltjes. En dat er bij Uitgeverij Verba nog nieuwe heruitgaven bestonden. En in de wachtkamer bij de oogarts – de man heette toevallig ook Paul van der Werf – ontdekte ik ook de Biggles strips van Bergèse. Het werd steeds leuker.

Mijn verzameling groeide en het werd steeds moeilijk om ontbrekende deeltjes te vinden. Op een boekenmarkt had ik al ooit van de I.B.A. gehoord maar ik was nog geen lid geworden. Dat deed ik pas in de zomer van 1999. Ik had dat jaar eindexamen gedaan maar door ziekte was dat volledig mislukt. Toen ik in de zomer beter werd, wist ik min of meer dat ik het jaar erop wel slagen.

Dus besloot ik vooral ook leuke dingen te gaan doen in dat jaar. En wat was er nou leuker dan Biggles? Dus werd ik lid van de I.B.A. en maakte mijn serie compleet. En Biggles News Magazine viel ook in de smaak. En er waren twee van de niet in het Nederlands vertaalde Biggles-boeken te koop. Het leek me ook wel leuk om die te lezen.

En wat ik daarna bedacht, veranderde letterlijk mijn leven. Ik had op school regelmatig gehoord dat je met Grieks en Latijn als ondergrond alles kon doen met taal wat je maar wilde: wilde ik die boeken vertalen? Ja, dat wilde ik.

Dus ik zocht contact met de toenmalige voorzitter van onze vereniging, de helaas veel te jong gestorven Marvel M. Wagenaar-Wilm. Zij nog het net als ik al helemaal voor zich. Zij zou The boy Biggles als eerste vertalen als het aan haar lag. En dat boek had ik net gekocht dus ik begon enthousiast. En Marvel ging een uitgeverij zoeken. In 1999 heb ik zo een maand of drie vertaald tot het toch wel handig leek om mijn diploma te halen en ik het vertalen even liet liggen. Maar op de eerste vrijdag van augustus 2000 belde Marvel nog enthousiaster dan ik een jaar eerder had vertaald: ze had in Claude Lefrancq een uitgever gevonden. Vanaf dat moment zijn we met z’n tweeën aan de slag gegaan. Ik vertalen; samen corrigeren.

Ik zal nooit de Biggles-bijeenkomst van maart 2001 in Geldermalsen vergeten. Het was mijn eerste jaarvergadering en bijeenkomst: Marvel had er geheimzinnig over gedaan in BNM en in de Airmail. Er zou een aankondiging zijn. Alleen Marvel, het bestuur en ik wisten van de hoed en de rand. We fluisterden onhoorbaar; keken elkaar geheimzinnig aan: “Ben jij Paul?” Afijn, het grote nieuws was natuurlijk de aankondiging van Biggles en zijn basis. Honderd man ongeveer waren in juni 2001 bij de presentatie van dat boek.

Biggles-bijeenkomsten werden een traditie. Helaas inmiddels alweer bijna vijftien jaar zonder Marvel. Maar dankzij een groepje enthousiastelingen is Biggles News Magazine er nog steeds en zijn er inmiddels elf vertalingen verschenen waarvan acht volledig in eigen beheer bij onze vereniging. En we zijn druk bezig bezig met Mossyface en hebben plannen waar we nog nog jaren mee vooruit kunnen. Want ook dat is mooi aan onze vereniging. Marvel en ik zijn weliswaar ooit met vertalen begonnen: maar we wisten ook anderen voor die hobby te winnen. Prachtig. En u weet: de Gimlet-serie telt tien delen. Ideeën genoeg. Ook voor BNM.

In de titel van dit blog had u natuurlijk allang Biggles van het 266e herkend. De I.B.A. is mijn 266e. Vliegt u mee?

Meer informatie over Biggles en de International Biggles Association: www.biggles.nl.


1 gedachte bij “Paul van het 266e”

Ali Molenaar 5 maanden geleden

Op de een of andere manier zijn de Biggles boeken volledig langs me heen gegaan. En ik heb wat gelezen aan jongensboeken vroeger. Leuk, dit verhaal over je Biggles roots.

Waarom ik geen boek schrijf

Vanmiddag stelde Martha Pelkman op Twitter de volgende vraag:

Stel….. Je wil een boek gaan schrijven. Je gaat zitten achter je laptop, vingers zweven boven je toetsenbord en dan… niets. Waar loop jij tegenaan als je een boek wil schrijven? Ik ben heel nieuwsgierig! Laat je een reactie achter?

Martha Pelkman (@DrsPee_) op Twitter.

Ik reageerde vrijwel direct en het paste maar net binnen de 280 tekens die Twitter een enkele tweet toekent. Dus besloot ik er dit blog aan te wijden.

Vroeger – toen ik nog voetbalde – stond ik ook al bekend als iemand die veel las. Waarschijnlijk lagen mijn kwaliteiten zelfs meer bij dat lezen dan bij het voetballen want het was mijn trainer die ooit tegen mij zei dat hij mij nog weleens een boek zag schrijven. Nou ging schrijven mij altijd wel redelijk makkelijk af en krijg ik ook met regelmaat te horen dat ik goed schrijf. Ik ben natuurlijk blij met zo’n complimenten en ik vind schrijven en bloggen ook gewoon geweldig leuk om te doen, zeker als ik het idee heb dat ik met mijn blog niet alleen iets voor mezelf verhelder, maar dat een ander er misschien ook iets aan heeft omdat hij of zij het ook kan lezen, vind ik helemaal prachtig.

Maar meer dan een blog? Een boek misschien. Geen fictie, dat ik duidelijk. Maar: ik denk er over na. Wie dit blog vaker leest, weet dat op mij de nodige labels te plakken zijn. Ik ga ze nu niet opnoemen maar een kleine zoektocht zal je duidelijk dat ‘beperking’ uit de titel van dit blog niet alleen van toepassing is op de onderwerpkeuze van dit blog. In mijn Twitter bio staat ook de term ervaringsdeskundige.

Van al die beperkingen heb ik in meer of mindere mate last. Ik krijg er hulp bij en ik hoop dat ik er ook over bijleer. Soms bekruipt me dan het gevoel dat ik de kennis die ik nu heb, graag eerder opgedaan had. Dat iemand mee een boek had gegeven: “Lees dit en voorkom een hoop ellende.”

Dat boek kreeg ik niet. Ik zal het zelf moeten schrijven, maar dat doe ik niet.

En wel hierom:

  1. Heb ik alles wel gelezen over het onderwerp?
    Natuurlijk weet ik dat dit ondoenlijk is. Maar een begin maken; je gedachten toetsen aan wat anderen schreven kan geen kwaad. Want ik wil niet als een volslagen nitwit overkomen met wat ik schrijf.

  2. Schrijven anderen er niet beter over?
    Dat kan ik beter aan de lezer overlaten. Ik denk dat ik wel dingen kan toevoegen. Dingen combineren. Dingen die ik van buiten de hulpverlening heb geleerd maar die mij hielpen en waar anderen dus misschien ook iets aan hebben.

  3. Ben ik wel deskundig op dit gebied?
    Mijn hulpverleners hebben jaren gestudeerd om hun kennis op doen en toetsen die nu steeds in de praktijk. Wie ben ik dan om hen als leek de les te lezen?

  4. Wil ik het wel alleen schrijven want zie vorige punt?
  5. Mijn eigen sausje over bepaalde problemen is leuk maar alleen als iets wetenschappelijk klopt.
    Vier en vijf doe ik samen. Als er een deskundige meeleest weet ik in ieder geval zeker dat ik geen onzin opschrijf. Maar waar vind ik die deskundige?
  6. Wat voor mij helpt, hoeft dat voor jou niet te doen; het kan zelfs misgaan.
    Sommige dingen die ik leerde en uitprobeerde, werkten in eerste instantie niet zoals ik gehoopt had; het liep ook een keer mis, al lag dat waarschijnlijk niet aan datgene wat ik probeerde. Maar als het voor mij al niet altijd goed gaat, wie ben ik dan om het allemaal op te schrijven zodat een ander er ook nog eens mee de mist in kan gaan? En misschien zelfs wel ziek van kan worden. Wat dat betreft is begeleiding door experts toch belangrijk, denk ik.
  7. Zit er wel iemand op te wachten? En wie is dat dan?
    Schrijf ik voor lotgenoten of voor experts?

  8. Is een boek überhaupt een goed middel om de doelgroep te bereiken. Of zouden e-learning of zoals dat vroeger ging, klassikaal, een betere optie zijn?
    Twintig jaar geleden zat ik ook niet op een boek te wachten maar nu ik door schade en schande wijzer ben geworden misschien wel. Maar afgezien daarvan. Niet iedereen is zo’n lezer en het lijkt me de moeite uit te zoeken hoe die vermoedelijk grote groep toch te bereiken.

  9. Hoor je geen boek te vertalen? Zie hiernaast of www.biggles.nl.
  10. Heb je niet al genoeg hobby’s?
  11. Heb je niet ook nog een baan en veel reistijd met dito overstapmomenten?

Zo kan ik nog wel even doorgaan maar elf is een mooi getal.

Geen boek dus, maar wat wel?

Een boek wordt het (nog) niet maar ik ben al wel begonnen. Dat doe ik altijd met een soort samenvatting. In dit geval met een lijst van alles wat ik in de afgelopen jaren heb geleerd over mijn beperkingen en nog wil leren. En die lijst kan ik weer bespreken met mijn hulpverleners zodat zij (en hun cliënten) er hun voordeel mee kunnen doen als er iets interessants tussen staat.

~~~

Afbeelding van DarkWorkX via Pixabay.

Gewoontes: een tussentijdse evaluatie

Deze blogpost is deel 12 van 26 in de reeks Gewoontes

Eergisteren beschreef ik dat ik eigenlijk mijn doel had bereikt; dat me datgene was gelukt waarvoor ik mijn reeks over gewoontes was gestart. Daar ben ik natuurlijk blij mee. Maar het roept ook weer vragen op: ga ik verder met bloggen over gewoontes? Heeft dat nog zin? Volgens mij kun je er prima komen als je de Zen Habits reeks van Peter Pellenaars volgt over het boek van Leo Babauta en je neemt daarbij mijn verhaal over stress (van eergisteren dus, zie de link hierboven) ook mee. Ik denk dat dat ook geldt voor het afleren van gewoontes. Neem de factor stress mee en de kans op succes wordt volgens mij groter.

Met vertalen ben ik nu alweer twee weken dagelijks onderweg. Ik ben er dus nog niet. Leo Babauta heeft het over vier weken dagelijks (75 à 80 procent halen), Wendy Wood heeft het over een onderzoek naar bloed doneren waaruit blijkt dat het na veertig keer doneren zeker is dat je ermee doorgaat. Van Duhigg staat me geen getal bij.

Ja, ik kan hier een slechte eigenschap noteren en daar in het openbaar aan gaan werken, maar het zal wel. Dat was niet het doel van de reeks. Zoals ik er nu tegenover sta werk ik nog een aantal blogposts uit over het boek van Wendy Wood. Geen samenvattingen – ik heb ze wel handgeschreven en nog leesbaar ook – maar meer dingen die me per deel opvielen. Het boek van Wood staat vol met voetnoten naar wetenschappelijke artikelen maar ze weet wel de koppeling naar de praktijk te maken. En het boek eindigt net als dat van Duhigg met een praktijkvoorbeeld van hoe je aan de hand van de theorie in het boek een slechte gewoonte afleert.

En naast observaties uit het boek waarschijnlijk weer een post met een kort verhaal hoe je een gewoonte aanleert en eentje over het afleren daarvan. Dat is misschien nog wel interessant omdat in Good habits, bad habits geen schematische samenvattingen staan. Het boek is verder wel heel helder maar waar je bij The power of habit als je heel lui bent, kunt volstaan met het kijken naar de plaatjes, biedt Wendy Wood die mogelijkheid niet. Misschien dat ik die korte samenvattingen ga maken. Want welke methode je ook kiest, je moet zelf aan de slag.

Om de cirkel dan rond te maken, denk ik dat ik ook nogmaals kijk wat Babauta over stress heeft geschreven. Dat heeft hij wel gedaan, weet ik, maar dat deel leek me vijf jaar geleden niet echt relevant. Met de kennis van nu denk ik daar dus anders over. Ik zou me zo voor kunnen stellen dat ik op basis van de drie boeken en mijn kennis van nu tot een hernieuwd inzicht ga komen over het vormen en afleren van gewoontes, zo ik dat niet hierboven al heb geformuleerd.

Achtergrond

In 2015 deed ik mee met een blogreeks van Peter Pellenaars over Zen Habits – Mastering the art of change. En ik schreef eind dat jaar een vervolgreeks over hetzelfde boek. Gewoontes bleken de afgelopen jaren nogal een invloed op mij te hebben gehad. Daarom nu een hernieuwd onderzoek met daarbij ook de boeken The power of habit van Charles Duhigg en Good habits, bad habits van Wendy Wood.

~~~

Afbeelding van Patricia Alexandre via Pixabay

Stress en gewoontes (Wendy Wood – Good habits, bad habits 1/6)

Deze blogpost is deel 11 van 26 in de reeks Gewoontes

Op dit moment herlees ik Good habits, bad habits van Wendy Wood. Toen ik het in april las, maakte ik geen aantekeningen en achteraf was dat wel handig geweest omdat ik erover wilde bloggen. Maar er is nog een reden waarom ik het boek herlas en over die reden wil ik het vandaag hebben.

Ik begon deze serie over gewoontes omdat ik maar niet begreep waarom ik er maar niet in slaagde van het vertalen van Mossyface een gewoonte te maken terwijl dat bijvoorbeeld voor The boy Biggles – het uiteindelijke Biggles en zijn basis uit 2001 – of voor Comrades in arms en de bijbehorende informatiemap Biggles and the Ministry of Information van Daniel Tangri, die vanuit historisch perspectief erg in interessant is, uit 2011 nooit enig probleem was. Wapenbroeders en de informatiemap zijn beide overigens nog te krijgen via de shop van de International Biggles Association. Biggles en zijn basis is uitverkocht.

Ik kan je zeggen, dat gevoel was een rare gewaarwording. Er waarom liepen mijn wandelingen wel lekker, of mijn Anki-oefeningen? Ik begreep er niets van. Reden genoeg om eens diep in de materie te duiken, maar ook dat viel niet mee want ik had er natuurlijk geen rekening mee gehouden dat dit project wel eens last zou kunnen hebben van hetzelfde euvel als Mossyface.

Medicijnen waren mijn eerste kandidaat

Sinds 2012 slik ik meer medicijnen en dat leek me zoals ik al eerder beschreef een logische verklaring. Afvlakking (van het gevoelsleven): het werd toen ik erover begon in de spreekkamer herkend dus ik zou er best eens last van kunnen hebben.

Dat denk ik nog steeds maar inmiddels denk ik dat er nog iets anders speelde – ik ben optimistisch dus ik gebruik de verleden tijd – en dat idee werd vanmorgen in het boek van Wendy Wood bevestigd.

Er knaagde al een tijdje iets

Je kunt het stress noemen. In ieder geval, ik dacht dat ik die stress bij het vertalen achter me kon laten want die had daar niets mee te maken. Het was namelijk totaal niet gerelateerd aan vertalen. Maar omdat ik me ervan bewust was dat ik op andere gebieden wel last had van die stress heb ik die vorige week en deze week bespreekbaar gemaakt. En het lijkt erop – afkloppen – dat ik de stressfactor ook onder controle heb gekregen.

En sinds dat moment loopt het vertalen weer als een speer

Net als het lezen en het bloggen trouwens. Ik voel me nu weer net zo als toen ik The Boy Biggles of Comrades in arms vertaalde en het gaat weer op dezelfde manier. Nu is het natuurlijk hopen dat dat zo blijft want de drie genoemde activiteiten zijn nog geen gewoonte; daarvoor heb ik de smaak pas weer te kort te pakken.

Bovenstaande is voor mij wel een aanleiding om Babauta, Duhigg en Wood te herlezen om te kijken wat ze over stress te melden hebben. Dat ga ik hieronder voor Good habits, bad habits van Wendy Wood bespreken. Ik zal de komende tijd overigens het hele boek nog bespreken want ik vind het boeiend en het wijkt op punten af van Duhiggs The power of habit.

Twee zelven

Volgens Wood zijn er twee zelven. Het ene zelf is het deel van het brein waarmee je bewuste beslissingen neemt. Dat deel van het brein zetelt in het nieuwste deel van de hersenen, de prefrontale cortex. Het tweede zelf is dat van gewoontes. Dat zetelt in het putamen, een onderdeel van de basale ganglia, een veel ouder deel van de hersenen. Ik kom er morgen nog op terug.

Voordat het tweede zelf iets over kan nemen van het eerste moet je het het flink aantal keren gedaan hebben. Dat kun je wel stimuleren maar ook daarover later meer. Wat nu van belang is dat als er een stresssituatie is, het actieve denken, vanuit zelfbeheersing, vanuit de prefrontale cortex dus, moeilijker wordt. Volgens Wood blijkt uit onderzoek dat mensen onder stress minder (kunnen) nadenken maar meer hun (onbewuste) gewoontes volgen. Het maakt daarbij niet uit of het gaat om goede of slechte gewoontes.

Kansen en een verklaring

Als je veel goede gewoontes hebt, kunnen deze volgens Wood ervoor zorgen dat ze door een crisissituatie loodsen. Je blijft onbewust vasthouden aan je gewoontes. Dat verklaart waarom het mij ondanks deze stress – die ik niet herkende als hinderlijk voor vertalen, lezen of bloggen – wel lukte om te bezig te blijven met Anki of met wandelen – maar dat Mossyface er steeds bij inschoot. Die eerste dingen had ik in een stressvrije periode dusdanig vaak gedaan dat mijn tweede zelf het overnam, dat het een gewoonte werd. Voor vertalen c.s. had ik bewuste aandacht nodig omdat ik het nog te weinig had gedaan en bovendien kent ieder boek weer behoorlijke onderbrekingen en ook pauzes. Hierdoor bleef het in de prefrontale cortex en bleef het stressgevoelig. En liep het niet.

Hopelijk is dat nu opgelost. Wordt vervolgd.

Achtergrond

In 2015 deed ik mee met een blogreeks van Peter Pellenaars over Zen Habits – Mastering the art of change. En ik schreef eind dat jaar een vervolgreeks over hetzelfde boek. Gewoontes bleken de afgelopen jaren nogal een invloed op mij te hebben gehad. Daarom nu een hernieuwd onderzoek met daarbij ook de boeken The power of habit van Charles Duhigg en Good habits, bad habits van Wendy Wood.

~~~

Afbeelding van Gerd Altmann via Pixabay