Gewoontes afleren (Duhigg 6/6)

Deze blogpost is deel 10 van 26 in de reeks Gewoontes

Eergisteren zagen we hoe je volgens Charles Duhigg, auteur van The power of habit het beste een gewoonte aan kunt leren. Dan is het nu logischerwijs tijd om te kijken hoe je een gewoonte afleert.

De ingrediënten zijn hetzelfde want in de optiek van Duhigg bestaat het afleren van een gewoonte juist niet niet uit het afleren van een gewoonte maar uit het aanpassen van bestaande gewoonte. En daarmee creëer je dus een nieuwe gewoonte. Laten we even recapituleren want de bestanddelen van een gewoonte ook alweer waren:

Onderdelen van een gewoonte, ook van een slechte die je af wilt leren:

  1. Signaal: wat gaat er vooraf aan de (slechte) gewoonte?
  2. De beloning: wat levert de gewoonte op; welk gevoel is dat?
  3. De routine: de eigenlijke handeling van de gewoonte;
  4. Geloof: vertrouwen in jezelf en je nieuwe gewoonte; komt met tijd en maakt het aanwennen van een nieuwe of het afleren van een bestaande gewoonte over tijd succesvoller.

Hoe ziet dat er concreet uit?

Laten we daarvoor een voorbeeld pakken dat als appendix opgenomen is in The power of habit en dat tegen eenmalige registratie met je e-mailadres ook te downloaden is op de site van Charles Duhigg.

Het viel hem op een gegeven moment op dat hij rond half vier ’s middags ging snacken. Hij liep daarvoor iedere dag naar een barretje tegenover het kantoor van de krant waar hij werkt. Bestelde daar iets lekkers en liep terug naar kantoor.

Dat was de situatie en hij wilde af van het snacken. Hoe doe je dat?

Er is dus weer een signaal en de vijf vragen van eergisteren zijn ook hier relevant: hoe laat is het; waar ben je; wie is er bij je; wat heb je net gedaan en hoe voel je je? Het antwoord op één van die vragen bevat het signaal.

Stap twee is weer de beloning: je moet je afvragen welk verlangen je denkt dat jouw gewoonte vervult en die theorie moet je vervolgens testen. In het voorbeeld van hierboven zou je een koekje kunnen vervangen door koffie. Is het verlangen dan weg? In het geval van Duhigg niet. Het leerde hem in ieder geval dat hij niet hongerig was. Dus hij probeerde wat anders: alleen maar wandelen? Hielp niet. Een praatje met een collega? Dat was hem. De neiging tot snacken was verdwenen.

Dat werd dus de nieuwe routine: een praatje met een collega in plaats van iets lekkers bij het barretje aan de overkant. Nu signaal, routine en beloning nog samenvoegen en je hebt een plan. Daar kun je op de site van Duhigg een mooi stroomschema van vinden.

Klinkt simpel, is het niet.

Duhigg is de eerste om toe te geven dat dit niet altijd meteen werkt. Het kan flink experimenteren zijn om het patroon te vinden; en het kost daarna simpelweg tijd en herhaling voor de gewoonte ingesleten is. Oude gewoontes kunnen soms best hardnekkig zijn.

Maar laat ik afsluiten met credits voor Duhigg en zijn boek. De verhalen die hij vertelt laten zien hoe gewoontes op vele gebieden is ons leven en dat van anderen een veel belangrijkere rol spelen dan we misschien denken. Juist omdat we ons van gewoontes niet bewust zijn. En de vele schema’s in het boek maken ook meer dan duidelijk hoe je zelf een nieuwe gewoonte aanleert, of juist afleert. Het boek is daarom niet alleen informatief, maar ook praktisch.

Achtergrond

In 2015 deed ik mee met een blogreeks van Peter Pellenaars over Zen Habits – Mastering the art of change. En ik schreef eind dat jaar een vervolgreeks over hetzelfde boek. Gewoontes bleken de afgelopen jaren nogal een invloed op mij te hebben gehad. Daarom nu een hernieuwd onderzoek met daarbij ook de boeken The power of habit van Charles Duhigg en Good habits, bad habits van Wendy Wood.

~~~

Afbeelding van Pexels via Pixabay

Mossyface: the hero’s journey

Deze blogpost is deel 4 van 4 in de reeks Mossyface

Mossyface 1932

Vandaag even niet het afleren van gewoontes volgens Charles Duhiggs The power of habits. Het was vanavond buiten koeler dan hier op mijn kamer maar net verschenen de muggen dus ben ik toch maar naar binnen gegaan. En het is me nu te laat om nog een lang verhaal te schrijven.

Het wordt dus een kort blog over mijn vertaling van Mossyface van William Earle. Oftewel Flying Officer W.E. Johns. Beter bekend als Captain, hoewel hij zich die titel zelf heeft toegekend. Afijn, Mossyface dus, naar de hoofdpersoon. Het verhaal heeft alle kenmerken van de hero’s journey die ik leerde kennen tijdens het schrijven van mijn masterscriptie aan wat toen nog de Universiteit van Tilburg heette.

Ga maar na: er is 1) een held; 2) een schat; 3) op een exotische locatie; er zijn 4) slechteriken; er is 5) een reis; en er is wat je noemt 6) een throphy wife. En, opdat jullie me niet gaan beschuldigen van seksisme, die term heb ik niet zelf bedacht maar heb ik gelezen in een boek van Margery Hourihan dat Deconstructing the hero heet en dat analyse van de structuur van avonturenboeken geeft. Daar ga ik nog op terugkomen, maar zie hierboven voor de samenvatting. En uiteraard zorgen schrijvers er wel voor dat bij punt 1 tot en met 6 allerlei complicaties optreden die voor spanning en/of een dikker boek zorgen.

Terug naar Mossyface. Het meisje is inmiddels ook in de Nederlandse taal gered. Het zal nog wel niet de definitieve tekst zijn want ik mijn nieuwe versie vanavond en Loek en Tineke gemaild zodat zij er ook hun mening over kunnen geven.

Al met al heb ik niet het schema aan kunnen houden dat ik mij twee weken geleden voornam. Maar ik heb wel het idee dat eerder deze week het kwartje viel en ik daarom voorzichtig optimistisch dat het me de komende weken dan toch echt gaat lukken de laatste vijf hoofdstukken af te ronden. Dan valt er nog van alles te doen, maar daarover later meer.

Hoe vorm je een gewoonte? (Duhigg 5/6)

Deze blogpost is deel 9 van 26 in de reeks Gewoontes

Het heeft even geduurd voor ik deze serie weer oppakte maar ik vind het nog steeds een reuze interessant onderwerp. Ik denk dat ik er voorlopig het laatste woord nog niet over heb gezegd. Al is het maar omdat mijn bloggewoontes of mijn vertaalgewoonte een stuk moeilijker gaan dan mijn wandelgewoonte (nu even niet dan, met die hitte) en mijn Anki-gewoonte.

Het kan er natuurlijk mee te maken hebben dat vertalen en bloggen meer denkwerk kost of dat het meer tijd kost omdat ik me niet aan de de richtlijn van Babauta hou om klein te beginnen. Maar er kunnen ook andere redenen zijn; daar ben ik offline mee bezig; mocht dat iets boeiends opleveren dan zal ik het uiteraard ook hier op dit blog posten.

Maar is een dagelijkse gewoonte niet een kwestie van gewoon dagelijks beginnen?

In de kern misschien wel; maar als het zo simpel was, waren er waarschijnlijk niet zo veel boeken, blogs of artikelen over geschreven, of hadden mensen er veel minder moeite mee. Laten we eens kijken uit welke onderdelen een gewoonte bestaat en hoe je die onderdelen volgens Charles Duhigg, de schrijver van The power of habit, succesvol in kunt zetten om een gewoonte te creëren.

De vier onderdelen van een gewoonte:

  1. Het signaal: elke gewoonte begint met een signaal;
  2. De routine: het gedrag waar je een gewoonte wilt maken;
  3. De beloning: je mag jezelf trakteren als je je routine succesvol hebt uitgevoerd;
  4. Het geloof: een nieuwe gewoonte wordt pas echt een succes als je erin gelooft. Door ervaring; door verbondenheid met andere mensen met / voor wie je de gewoonte uitvoert. Is dit geloof er niet, dan is de kans groot dat je onder stress vervalt in oude gewoontes. Hiervan staat een prachtig voorbeeld in het boek waarin Duhigg beschrijft de NFL coach Tony Dungy al jaren topprestaties leverde met zijn teams maar dat het iedere keer net niet was. Pas toen zijn zoon overleed; kreeg zijn team een echte band en was er het geloof in de methode van hun coach en kwam er eindelijk het succes.

Voor het aanwennen van een nieuwe gewoonte heb je een signaal, een beloning en een routine nodig.

Voor het vinden van een signaal kun je jezelf de volgende 5 vragen stellen:

  1. Hoe laat begint deze gewoonte?
  2. Waar ben ik?
  3. Wie is er bij me?
  4. Wat heb ik net gedaan?
  5. Hoe voel ik me?

Je hoeft niet alle vragen te beantwoorden. Eentje is genoeg als basis van je gewoonte. De volgende stap is de beloning.

Welke beloning wil je jezelf gewoonte na het succesvol uitvoeren van je nieuwe gedrag? Geniet je van deze beloning? Na een paar dagen moet je merken dat je verlangt naar de beloning als je blootgesteld wordt aan het signaal voor het nieuwe gedrag. Nee? Zoek een nieuwe beloning. Ja? Na twee weken moet je verlangen naar het gevoel dat het nieuwe gedrag je oplevert, en niet zo zeer meer de door jou gekozen beloning. (Om 19:00, als het Sportjournaal is afgelopen, lees ik een boek en daarna eet ik peperkoek. Na twee weken zie ik plezier voel als ik aan mijn boek denk en draait het verlangen dus niet meer om de peperkoek maar om het boek.)

Het verlangen is eigenlijk het element waar de hele gewoonte om draait. En je kunt dit versterken door voor je begint al te visualiseren hoe je bij het uitvoeren van je gewoonte gaat genieten.

De derde stap is het samenvoegen van het signaal, de routine (het eigenlijke nieuw gewenste gedrag) en de beloning. Zoals ik net deed met mijn boek/peperkoek verhaal.

Dat klinkt simpel en zo ziet het er ook uit in het stroomschema dat op de site van Charles Duhigg gratis te downloaden is. Nou ja, gratis. Je moet je wel eenmalig registreren met je e-mailadres. Er staat overigens meer op de site.

Morgen kijken we hoe we volgens Duhigg van een gewoonte afkomen.

Achtergrond

In 2015 deed ik mee met een blogreeks van Peter Pellenaars over Zen Habits – Mastering the art of change. En ik schreef eind dat jaar een vervolgreeks over hetzelfde boek. Gewoontes bleken de afgelopen jaren nogal een invloed op mij te hebben gehad. Daarom nu een hernieuwd onderzoek met daarbij ook de boeken The power of habit van Charles Duhigg en Good habits, bad habits van Wendy Wood.

~~~

Afbeelding van My pictures are CC0. When doing composings: via Pixabay


2 gedachtes over “Hoe vorm je een gewoonte? (Duhigg 5/6)”

Peter Pellenaars 9 augustus 2020

Grappig is dat. Ik blijf ook altijd moeite houden met het ‘zomaar’ aanleren van een nieuwe gewoonte of routine. Pas als ik er een structuur aan geef lukt het een stuk beter. Dus ik sla er ook nog steeds Babauta regelmatig op na.

Paul van der Werf 9 augustus 2020 als reactie op Peter Pellenaars

Dat plan, daar heb ik nog steeds moeite mee. En ik heb het idee dat deel 6 uit het boek van Babauta (The Change Process & Life Problems) belangrijker is dan ik me in eerste instantie realiseerde. Binnenkort herlezen dus. Maar eerst opnieuw het boek van Wendy Wood.

Mossyface: de planning

Deze blogpost is deel 3 van 4 in de reeks Mossyface

Mossyface 1922

Begrijpen doe ik het niet, maar het lijkt er haast op dat ik (langetermijn)projecten voor de hobby alleen maar klaar krijg als ik er een dagelijkse gewoonte van maak. Zie wandelen, maar ik weet niet precies wat daar lange termijn aan is. Misschien conditie behouden en gezond blijven.

De vertalingen hiernaast gingen vroeger in een vloek en een zucht. Nou ja, het kostte wel tijd maar die tijd maakte ik graag vrij. Ik had er zo veel plezier in dat ik me iedere dag op voorhand verheugde dacht ik weer mocht vertalen.

Dan de vertaling van Mossyface dat ik vertaling uiteraard Mossyface blijft heten omdat de titel vernoemd is naar het hoofdpercentage. Vanaf het moment dat ik 30 juni 2018 begon, liep dat stroef. Pas toen ik er na een half jaar een dagelijkse gewoonte van maakte ging het soepel. Alleen had ik de keuze gemaakt om pas te gaan corrigeren als de hele vertaling – dat wil zeggen: mijn deel daarvan – af was. Niks mis met die keuze maar door omstandigheden kwam er niets terecht van die correctieronde door mijzelf en stuurde ik het praktisch ongelezen mijn correctoren. En dat heb ik geweten.

Er kwam na een aantal maanden zo veel commentaar terug dat ik me een hoedje schrok. Natuurlijk was ik commentaar gewend, maar meestal was dat stukken minder. Maakt zo’n tweede correctieronde door mijzelf dan toch zo veel uit? Kennelijk?

Het liep allemaal niet zoals gepland. Met mijzelf niet en met de wereld niet. Mossyface is daarom doorgeschoven naar volgend voorjaar, bijna drie jaar nadat ik eraan begon. Maar ondertussen moet er nog wat meer gebeuren:

  • mijn deel moet gecorrigeerd worden, door mijzelf en door Tineke en Loek;
  • Rogers deel moet af en gecorrigeerd;
  • er moeten illustraties komen (Harry);
  • er moet een boek van gemaakt worden.

Het is dus echt teamwerk binnen de International Biggles Association. Laat ik mij concentreren op mijn deel deel; het corrigeren van mijn eigen vertaling voor het weer naar Tineke en Loek gaat. Omdat een dagelijkse gewoonte mij het beste af gaat, heb ik een planning gemaakt.

Planning correcties Mossyface deel Paul

ma 27 – 07 hoofdstuk 18 done
di 28 – 07 p 93
wo 29 – 07 p 94
do 30 – 07 p 95
vr 31 – 07 p 96
za 01 – 08 hoofdstuk 19 p 97
zo 02 – 08 p 98 en p99
ma 03 – 08 hoofdstuk 20 p100
di 04 – 08 p101
wo 05 – 08 p 102
do 06 – 08 p 103
vr 07 – 08 p 104
za 08 – 08 p 105 + p 106
zo 09 – 08 p 107 + p 108
ma 10 – 08 p 109 + hoofdstuk 21
di 11 – 08 p 110
wo 12 – 08 p 111
do 13 – 08 p 112
vr 14 – 08 p 113
za 15 – 08 p 114 + p 115
zo 16 – 08 p 116 + hoofdstuk 22
ma 17 – 08 p 117 + p 118
di 18 – 08 hoofdstuk 23
wo 19 – 08 p 119
do 20 – 08 p 120
do 21 – 08 p 121
vr 22 – 08 hoofdstuk 24
za 23 – 08 p 122, p 123
zo 24 – 08 p 124 + 125
ma 25 – 08 p 126 + 127
di 26 – 08 hoofdstuk 25

Ik zal hier ieder maandag verslag doen van de vorderingen. Als stok achter de deur. Wordt vervolgd.

Johns in Popular Flying

Deze blogpost is deel 3 van 5 in de reeks Terug naar Cultuurwetenschappen

Vanmiddag bij de koffie (en achter de laptop) schoot me ineens te binnen dat de man achter Captain W.E. Johns – creator of Biggles en The Biggles Information Web Site er nog een heel stel meer heeft. En daar zit er eentje bij die geheel gewijd is aan Popular Flying. Johns was founding editor van dat blad (oprichter-hoofdredacteur klinkt mij toch iets minder in de oren). In het eerste nummer, het april 1932, dat op 16 maart verscheen, maakte ook Biggles zijn debuut in The white Fokker.

Vanmiddag had Popular Flying om een andere reden mijn belangstelling. Op de site van Roger Harris zag ik namelijk dat hij een korte inhoudsopgave had gemaakt van elk nummer. Dat wist ik wel maar ik had er nooit zo bij stilgestaan. En daarbij ook iedere keer een samenvatting van een paar regels over The editor’s cockpit. Ik had al uit de biografie By Jove, Biggles! van Jennifer Schofield en Peter Berresford-Ellis begrepen dat Johns die cockpit van hem soms gebruikte om ongezouten kritiek te leveren op zijn regering.

En ja hoor, in de twee nummers die ik per toeval opensloeg was het allebei raak, mei 1933 en juni 1936. Niet mals, zo te lezen en nieuwsgierig makend. Want ik ken Popular Flying alleen van meetings van de I.B.A. Soms liggen er nummers in een kleine tentoonstelling. Ze zijn echter zo oud dat ik ze nooit durfde te openen, laat staan te lezen.

Nou had ik van de week al mijn medebestuursleden ingelicht over mijn plan met Johns als publieke intellectueel en wat ik vanmiddag las maakt dat zin om aan het project te beginnen. Eindelijk weer eens een (semi-)wetenschappelijk artikel schrijven om me te revancheren voor mijn niet geheel geslaagde masterscriptie over Biggles en Arendsoog. Niet dat ik daar nou een trauma aan heb overgehouden. Het was vooral dat ik al zo ongeveer eeuwige student was en mijn scriptie tot overmaat van ramp niet vlotte. Ik heb vooral ritme nodig in zo’n geval, maar dat lukte totaal niet, bijvoorbeeld omdat ik hoofdstukken vaak moest herschrijven. Nu dus een herkansing. En het mooie is, ik weet al ongeveer wat ik wil gaan schrijven. En tijdens mijn studie heb ik wel geleerd dat ik de beste resultaten haalde wanneer ik snel een idee had waar ik enthousiast van werd. Dat had ik bijvoorbeeld bij mijn bachelorscriptie, maar niet bij mijn masterscriptie. Afijn, dat komt nog wel een keer. Voor nu is het belangrijkste dat ik voor dit verhaal wel een idee heb waar ik enthousiast ben. En of dat nu in Biggles News Magazine verschijnt of hier. We zullen zien.

Maar eerst Mossyface. Ik lag vandaag echter op schema dus ik heb Roger Harris alvast een mailtje gestuurd.

Wordt vervolgd…

~~~~

Afbeelding: Popular Flying no 1, april 1932. Bron: Popular Flying Magazine

Wie was de bekendste Egyptoloog van de 20e eeuw?

Deze blogpost is deel 2 van 4 in de reeks Mossyface

Grote kans dat je antwoord ‘Howard Carter‘ is. Ontdekte hij niet in november 1922 het graf van Toetanchamon? Helemaal juist dus hij zal wel de bekendste Egyptoloog van de 20e eeuw zijn? Een plausibele aanname, maar had niet veel gescheeld of het was heel anders gelopen en ik ga hieronder uitleggen hoe dat dan zit.

In de biografie By Jove, Biggles! uit 1981 van Peter Berresford-Ellis en Piers Williams over Captain W.E. Johns staat te lezen dat het boek Mossyface in 1932 verscheen. Het was een verhaal met vier ingrediënten: het oude Egypte, luchtvaart, jacht op een oude schat en een liefdesgeschiedenis. Gezien de timing van eind 1932 werd wel aangenomen dat dit verhaal over Mossyface, Egyptoloog Augustus Graham en zijn dochter Mary mee wilde liften op de populariteit van Biggles en het oude Egypte.

Het klinkt aannemelijk

Toch is er een kleine kanttekening te plaatsen bij dit scenario. Dat doen Jennifer Schofield (zoals Piers Williams in 1993 echt blijkt te heten) en Peter Berresford-Ellis in heruitgaves van de hun biografie. Johns had tegen het einde van zijn leven een lijst opgesteld met boeken die hij had geschreven. Die lijst kenden zijn biografen in 1981. En Johns heeft het allemaal keurig opgeschreven. Maar er staat: Mossyface 1922. Johns zal zich wel hebben vergist. Dat moest 1932 zijn, denken zijn biografen. Tot in de jaren tachtig toch een exemplaar opduikt van Mossyface in een uitgave uit 1922. In de woorden van zijn biografen in de editie van 2003 (en vermoedelijk ook die van 1993). “Johns was dead right and we were dead wrong.”

Mossyface verscheen in september 1922 en dus bleek Johns niet alleen gelijk te hebben, Mossyface bleek ook zijn debuutroman te zijn. Of die wetenschap in de jaren tachtig in Biggles-kringen tot grote opschudding heeft geleid weet ik niet. Geloof het of niet, ik was in die tijd met hele andere dingen bezig. Wat in ieder geval duidelijk werd is dat Johns met Biggles in 1932 geen navolger was met het thema luchtvaart in romans maar in 1922 een voorloper.

Het is dat The Week Telegraph Novels no. 121 met daarin Mossyface van William Earle en nog een kort verhaal van een andere schrijver op een slechte kwaliteit papier gedrukt werd en deze uitgave daardoor meer dan zestig jaar in de vergetelheid raakte – behalve bij Johns zelf, maar die zal zich wel hebben vergist – maar soms vraag ik me wel eens af wat er van Biggles geworden was als de carrière van zijn schepper tien jaar eerder al een vliegende start had gemaakt.

~~~

Afbeelding: het grafmasker van Toetanchamon. Bron: Wikipedia.

Ik wil gaan spreken van…

Deze blogpost is deel 1 van 1 in de reeks Ovidius - Metamorphosen

…een epos dat misschien geen epos is maar wat dan? Het is een boek dat 15 boekrollen beslaat en veel gedaantewisselingen heeft ondergaan.

Is het een leerdicht, een geschiedenis? Is het beide? Is het imitatie of nieuwdoen?

Die term komt niet van mij maar van vertaalster M. d’Hane-Scheltema en het boek waarover ik het heb is Metamorphosen van Publius Ovidius Naso (43 v. Chr. – 17 n. Chr.) In deze vreemde tijden waarin ook O tempora, o mores uit mijn examenonderwerp misschien van toepassing is, kies ik toch voor een optimistischer geluid dat wij in de vijfde bestudeerden. Want in deze tijden schijn je terug te grijpen naar klassiekers. Jaren geleden was al van plan iets te gaan met dit werk van Ovidius maar toen ben ik niet verder gekomen dan een aanloop en een inleiding. Nu wil toch verder komen.

Ik weet nog niet hoe ik ga het doen. Het zijn 15 boeken – boekrollen. Maar als ik iedere week 1 boekrol bespreek, is dat ongeveer 25 pagina’s per week in een stuk van vijfhonderd tot duizend worden. Dan wordt het zo’n verdunde hap dat ik misschien net zo goed niets kan zeggen. Dat lijkt me dus geen optie. Aan de andere kant heeft de vertaalster van mijn uitgave cursieve kopjes gebruikt om de verhalen die in elk boek worden verteld te duiden. Maar boek 1 telt al zo’n 24 vertellen op 779 versregels. Die optie kan dus ook een gebed zonder einde worden.

Maar er circuleren op internet andere hoofdstukindelingen en ik denk dat die ga aanhouden. Die geven me ook meer opties. Vertaalster M. d’Hane-Scheltema merkt in haar inleiding over het boek en het leven van auteur Ovidius terecht op dat literatuur in de Romeinse tijd en zeker in de tijd van Ovidius een belangrijkere rol speelt dan tegenwoordig. De opleidingen waren erg alfagericht en retorica speelde daarin een grote rol. Gegoede Romeinse burgers waren dan ook belezen en kenden hun klassiekers. En daarbij was van belang dat dichters lieten zien dat zij ook hun klassiekers kenden. Net een beetje beter dan andere burgers, het was immers hun vak.

Het was niet zo zeer dat dichters in hun gedichten (een epos Metamorphosen is simpelweg een lang gedicht) een origineel onderwerp een moesten snijden. Nee, ze mochten rustig bekende verhalen vertellen, nabootsen of imitatio maar vooral was het van belang dat er aemulatio – verbetering (of ‘nieuwdoen’ in de woorden van M. d’Hane-Scheltema) – te zien voor. Ieder Romeins epos gaat dan ook die strijd aan met voorgangers. En in die traditie kun je volgens mij ook Metamorphosen lezen. En dat ga ik vanaf volgende week hopelijk iedere zaterdag doen: ik ga kijken welk verhaal Ovidius vertelt, gelardeerd met citaten uit de vertaling) en dan kijken hoe dat verhaal (ook elders) verteld is. Daarvoor ga ik misschien gebruik maken van schoolvertalingen op internet, maar dat zien we dan wel weer.

Op die manier krijgen we in de loop van verschillende blogs dus niet alleen zien hoe Ovidius zijn gedaanteverwisselingen vormgeeft, maar leggen we meteen de werking van het in de klassieke oudheid zo belangrijke imitatio en aemulatio bloot door ook te verwijzen naar andere auteurs. En misschien kan ik tussendoor ook nog wat vertellen over hoe Romeinen lazen want daar ben ik ook benieuwd naar.

2 gedachtes over “Ik wil gaan spreken van…”

Peter Pellenaars 13 april 2020

Een interessante aanpak die je voor ogen hebt. Het lijkt me dat daar mooie blogposts uit kunnen ontstaan. Ik lees in ieder geval met je mee (en heb een exemplaar van de Metamorphosen aangeschaft want had ik nog niet).
Toen ik (alweer een hele tijd geleden) met het bloggen over Don Quichot begon heb ik er nooit over nagedacht welke aanpak ik zou kiezen. Gewoon iedere week een stukje schrijven over het hoofdstuk dat ik had gelezen. Nu ik begonnen ben met mijn studie ben ik benieuwd of dat gaat veranderen.

Paul van der Werf 13 april 2020 als reactie op Peter Pellenaars

We gaan merken of het gaat lukken. Dit kwam gewoon bij me op na het lezen van de inleiding en door herinneringen van vroeger op school. Het kan ook heel wat anders worden. Voor zaterdag heb ik in ieder geval alvast een idee…

Terug naar Cultuurwetenschappen

Deze blogpost is deel 1 van 5 in de reeks Terug naar Cultuurwetenschappen

Vorige maand was het precies tien jaar geleden dat ik mijn bul haalde aan de Universiteit van Tilburg. Een master Algemene Cultuurwetenschappen, nadat ik al eerder dezelfde bachelor had gehaald. Het is allemaal een beetje anders gelopen dan ik op die bewuste 25e maart had verwacht en ik ben uiteindelijk in een heel ander vakgebied terechtgekomen. Dat neemt niet weg dat ik het altijd een interessante studie heb gevonden, al moet ik helaas toegeven dat ik door gezondheidsproblemen niet altijd even gemotiveerd was. Maar al met al bewaar ik goede herinneringen aan de opleiding: leuke medestudenten, interessante vakken (al waren ze dat in mijn ogen niet allemaal); boeiende docent en veel literatuur mogen lezen. Mij hoor je niet klagen.

Tegen die achtergrond vond ik het natuurlijk erg leuk om te zien dat Peter gestart is met een bachelor Algemene Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit en daar natuurlijk prachtig over blogt. Dat zette mij aan het denken dat het toch wel jammer is dat ik weinig met mijn opleiding doe. Nou, ik beschouw mijn vertalingen ook als een voortvloeisel uit mijn opleiding, alhoewel ik daar op het gymnasium al aan begon. Het past er in ieder geval bij. En ik lees weer veel, maar misschien wat weinig literatuur. En analyses maken; meer doen dan alleen voor mijn plezier lezen, dat komt er niet meer van.

Toen Peter zijn studie aankondigde begon er bij mij dus wat te kriebelen: meelezen doe ik sowieso, maar wat nou als ik meer ging doen? Reageren op zijn posts, kijken waar het aansluit bij mijn opleiding; wat was in mijn opleiding anders dan de zijne; waar sluit het juist wel aan? Kan ik meelezen met de literatuur? Zo heb ik net na mijn opleiding het verzamelde werk van Louis Couperus cadeau gekregen maar ondanks mijn vaste voornemen om meer van Couperus te lezen nadat ik tijdens mijn studie genoten had van Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan kwam dat er tot op heden niet van. Maar ik lees morgen het boekenweekgeschenk uit en dan begin ik daarna aan De stille kracht, het boek dat in Peters reader werd genoemd en hij nu leest. Zo wil ik dus actief met hem mee gaan doen en zo intertekstualiteit creëren. Ik weet nog niet met wat voor frequentie ik over mijn studie ga bloggen, maar ik hoop regelmatig.

Een ander idee dat ik heb vloeit voort uit de tentoonstelling Biggles en de Keizer die ik vorig met de International Biggles Association mocht inrichten in Huis Doorn. Behalve vitrines, hoorde daar ook een groot televisiescherm bij. Daar was een kort interviewfragment te zien over Johns’ ervaringen in de Eerste Wereldoorlog. Als aanvulling leek het mij interessant om te kijken naar Johns’ rol in de jaren dertig want behalve dat hij Biggles-boeken schreef was hij toen hoofdredacteur van Popular Flying (in het eerste nummer, april 1932, verscheen het eerste korte Biggles-verhaal The White Fokker). In zijn voorwoorden haalde hij fel uit naar de toenmalige Britse regering, die hij slapheid t.o.v. Hitler verweet. Hij zag Appeasement totaal niet zitten. Dat leek me een aspect om in het museum te belichten en ik had de biografie By Jove, Biggles! van Peter Berresford Ellis en Jennifer Schofield voor een aantal pakkende citaten.

Tijdens het maken van die presentatie moest ik aan de term publieke intellectueel denken. Dat kwam omdat dat een onderzoeksveld is van Odile Heynders, een van mijn docenten en tevens begeleider van mijn bachelorscriptie over uitgeverij De Beuk. Ze had inmiddels ook een boek geschreven over publieke intellectuelen en ze kon mijn vermoeden bevestigen: omdat Popular Flying toentertijd het grootste luchtvaarttijdschrift ter wereld was, was de term publieke intellectueel op Johns van toepassing.

Ik ben dus al tijden van plan om dat uit te zoeken voor Biggles News Magazine, maar het past natuurlijk ook prima in een blogreeks Terug naar Cultuurwetenschappen.

~~~

Afbeelding van Thorsten Frenzel via Pixabay


5 gedachtes over “Terug naar Cultuurwetenschappen”

Peter Pellenaars 6 april 2020

Wat een gave ideeën allemaal. Genoeg te doen voorlopig 😉

Paul van der Werf 6 april 2020 als reactie op Peter Pellenaars

Dat publieke intellectuelen verhalen heb ik al helemaal in mijn hoofd. Je kunt op Amazon dat gedeelte van het eerste hoofdstuk lezen waarmee je een analyse kunt maken. Dat is kort gezegd wat in de volgende hoofdstukken gebeurt. Onderzoeken waarom en hoe bepaalde mensen publieke intellectuelen zijn. Dat zou ik misschien voor Johns kunnen. Er zou een stukje geschiedenis bij kunnen, tijdsbeeld jaren dertig. Het zal je niet verbazen dat geschiedenis mij ook mateloos interesseert. Maar voorlopig blijft het even bij losse flodders want Mossyface moet eerst af. Vertaling gaat nu trouwens beter.

Peter Pellenaars 7 april 2020 als reactie op Paul van der Werf

Lijkt me ook verstandig dat je eerste prioriteit bij de vertaling van Mossyface blijft (en goed te horen dat het beter gaat). Dat geeft daarna een vrijer gevoel om ongestoord die andere ideeën verder uit te werken. Succes de komende tijd.

Elja Daae 6 april 2020

Leuk Paul! Doen!!

Paul van der Werf 6 april 2020 als reactie op Elja Daae

Ideeën genoeg, Elja, dus dat komt goed!

Maandag Mossyface

Deze blogpost is deel 1 van 4 in de reeks Mossyface

Volgende week ga ik pas verder met mijn serie over Gewoontes. Ik ben dit weekend minder hard opgeschoten dan ik op voorhand had verwacht en ik wilde deze week juist de methodes van Duhigg, Wood en Babauta vergelijken. Maar daarvoor leek het mij handig om ze daadwerkelijk alle drie gelezen te hebben. Waarschijnlijk volgende week weer verder dus.

Het bloggen op zich geeft me wel plezier dus ik ben een beetje aan het nadenken over hoe ik hier verder ga. Voor vandaag is dat makkelijk. Ik vertel wat over het boek Mossyface van Captain W.E. Johns. Het vertalen daarvan verloopt minder voorspoedig dan ik had gehoopt.

Dat had er enerzijds mee te maken dat ik niet goed in mijn vel zat toen ik er eind vorig jaar mee verder wilde gaan en anderzijds schoot Worrals voor. Dat wil zeggen: Tineke Sommeling en Harry Sluyter waren al verder met hun vertaling van Worrals carries on. De kans dat dat boek op de meeting na de JALV gepresenteerd kon worden was groter. Dus heb ik aan de totstandkoming van Worrals’ oorlog ook een steentje bijgedragen. De presentatie van het boek is echter vanwege het coronavirus voorlopig uitgesteld.

Verder met Mossyface

Worrals’ oorlog is dus af en dat betekent dat ik verder ga met Mossyface. Hopelijk heb ik er nu wat meer geluk bij. Toen ik in de zomer van 2018 begon had ik binnen een maand een kleine manie te pakken en leek het me even verstandig om te pauzeren. Winter/voorjaar 2019. Net lekker aan de gang: zware manie. Herfst 2019. Net weer begonnen: afvlakking door de medicijnen. Vier keer is scheepsrecht dan maar?

Maar ik de heb de basistekst af; dat wil zeggen van mijn hoofdstukken. Mijn partner in crime Roger Schenk had zichzelf de eerste zestien hoofdstukken toebedeeld en halverwege het elfde en mij had hij de laatste negen hoofdstukken toevertrouwd.

Goed, in de winter van 2019 had ik wel de eerste versie van mijn vertaling afgerond maar ik had in de nieuwsbrief van Daphne Gray-Grant gelezen dat je een tekst pas een hele tijd nadat je die geschreven had moest gaan nakijken. Dus had ik tijdens het vertaalproces totaal niet nagekeken. Voorheen had ik altijd de gewoonte om dezelfde avond twee keer na te kijken en de dag erop nog een keer. En dan het geheel van een hoofdstuk en het totaal nog een keer.

Nu had ik nog niets nagekeken toen mijn manie toeslag. Gevolg van een manie kan zijn dat je erg veel vertrouwen hebt in eigen kunnen. Dus toen Tineke me vroeg of ze iets kon doen voor Mossyface mocht ze van mij mijn vertaling lezen.

Dat heb ik geweten; ze heeft twee hoofdstukken doorgeploegd en pas nu zie ik echt – nu er eindelijk eens geen gezondheidsissues spelen – hoe ze dat gedaan heeft en hoe ik mijn vertaling naar een hoger plan kan tillen. Het kwam erop neer dat mijn tekst te dicht bij het Engels bleef. Ik stond er weer bij stil hoeveel ik er zelf normaal al uit haal voor ik het naar mijn collega’s mail. En die zijn daarna ook niet zuinig met commentaar. Ik weet dat ik lang niet alles zie wat er te zien valt, maar ik wil de komende maanden mijn hoofdstukken opnieuw doornemen met de volgende simpele vragen:

  1. Is dit goed/lekker Nederlands?
  2. Staat dit er echt in het Engels?
  3. Is dit goed/lekker Nederlands?

Vanaf vandaag ben ik weer bezig met controleren. Een pagina twee keer op een avond lezen op een dag en de dag erop nog een keer. Met weer twee keer een nieuwe pagina. En als ik een hoofdstuk af heb; dat dan niet in het eerstvolgende weekend in zijn geheel lezen, maar het weekend daarna.

En ik wil iedere maandag verslag doen van mijn vorderingen.

~~~

Afbeelding van Simon Matzinger via Pixabay

Biggles en de Keizer in Huis Doorn

Eergisteren was ik voor de derde keer in Huis Doorn, waar de laatste Duitse Keizer, Wilhelm II, na de Eerste Wereldoorlog van 1920 tot en met zijn dood in 1941 in ballingschap leefde.

Waarom ik er voor de derde keer was? De naam van deze blogpost verraadt het natuurlijk al een beetje. Van 3 maart tot en met 4 mei draait in de glazen aanbouw bij het Paviljoen de tentoonstelling ‘Biggles en de Keizer’ die we als I.B.A. mochten inrichten. Iets waar we natuurlijk dankbaar gebruik van hebben gemaakt.

De eerste keer dat ik er was, was in februari om met de andere bestuursleden te bepalen wat we tentoon konden stellen. Een van onze bestuursleden kent Huis Doorn goed omdat hij er vrijwilligerswerk is gaan doen na zijn pensioen en het is aan zijn niet aflatende enthousiasme te danken geweest dat we überhaupt de mogelijkheid kregen om deze tijdelijke tentoonstelling in te richten.

Maar wat wilden we tentoonstellen? Daar hadden we het dus in februari over. We bleken maar dan voldoende materiaal te hebben in de vorm van boeken van Captain Johns, informatieborden over zijn leven en via bevriende verzamelaars hadden we de mogelijkheid om zowel Britse als Duitse modelvliegtuigjes in de tentoonstelling op te nemen.

Van de curator mochten we ook het e.e.a. over de International Biggles Association laten zien. Dat lieten we ons geen twee keer zeggen; (bijna) alle uitgaven van de I.B.A. liggen er. Mocht je dit blog op een desktop of laptop lezen: alle boeken in de linker zijbalk zijn er dus te zien, met een keurig informatieblad er bij met vermelding van alle vertalers.

Dus begin maart, toen de tentoonstelling officieel van start was gegaan, ben ik meteen gaan kijken; en afgelopen zaterdag nogmaals met familie. En ik moet toegeven; het streelt mijn ego dat al mijn/onze vertalingen daar liggen; met naamsvermelding. Wil je het zelf zien? Dat kan want de expositie is verlengd van 28 april tot en met 4 mei. De permanente tentoonstelling over de Eerste Wereldoorlog en de rondleiding door het kasteel waar de Keizer zelf woonde zijn overigens ook zeer de moeite waard. Meer info: www.biggles.nl (nog steeds in aanbouw) en www.huisdoorn.nl.