Wie ben ik dat ik een boek schrijf?

Nu mijn boek hopelijk zo goed als af is – er heeft zich nog iemand gemeld voor correcties op spelfouten en interpunctie – begin ik het toch een beetje spannend te vinden. Dat vind ik het eerlijk gezegd al een hele tijd. Vanwege de vraag die ik gisteren stelde, maar ook om de inhoud van het boek zelf. Dat gaat ver terug. Zelfs tot voor ik drie jaar geleden aan het hele project begon. Ik ben namelijk geen psychiater of iets dergelijks. Dus ik vroeg me af of dat wel kon, schrijven over mijn bipolaire stoornis. Met schrijven had ik niet zo’n moeite, maar het idee het te publiceren lag wat gecompliceerder. Immers, ik heb er niet voor gestudeerd. Nou had ik al het idee om vooral mijn ervaringen op te schrijven en hoe ik die (be)leefde. En zo lang ik daar maar bij bleef, kon het volgens mijn behandelaar geen kwaad.

De eerste versie van het boek werd vreemd genoeg nog een opsomming van tips op basis van mijn ervaringen, maar die wilde ik in instantie niet opschrijven. Het resultaat was een onevenwichtig boek omdat de tips uit de lucht gegrepen leken te zijn, hoewel ze dus echt wel gebaseerd waren op mijn ervaring. Maar die had ik dus weggelaten.

In de tweede versie heb ik dat probleem blijkens enthousiaste proeflezers weten te tackelen en ik had er dan ook alle vertrouwen in dat het boek geaccepteerd zou worden door een uitgever. Helaas was dat nog niet het geval. Wel kreeg ik tips mee waar ik mee aan de slag kon. Die tips zetten mij weer aan het denken. Ik had in de versie die ik naar de uitgeverij stuurde vooral oog gehad voor het wat en het waarom in mijn verhaal. Zo vatte ik althans hun opmerkingen op. Het kon nog praktischer. En dat was ergens ook een mooie uitdaging.

Ik had namelijk twijfels over het hoe. Het wat en waarom kwam volgens mij wel uit de verf, het hoe niet echt. En dat kwam doordat het hoe grotendeels gebaseerd is op dagelijkse gewoontes. En ik had het gevoel dat dat eigenlijk een boek op zich was. Maar door de opmerkingen van de uitgever ging ik daar nogmaals over nadenken en realiseerde ik me dat ik het hoe er wel in kon zetten. Ik kon proberen het hoe zo goed mogelijk uit te leggen en dat heb ik ook gedaan. Achterin het boek, om het bestaande verhaal niet nodeloos te onderbreken.

Ik heb het idee dat nu het wat, het waarom en het hoe alle drie goed uit de verf komen. Er was voor mij nog een reden om toch wat extra aandacht aan het hoe te besteden. Het hoe, dagelijks gericht over mijn bipolaire stoornis nadenken, is wel degelijk aan de orde gekomen tijdens mijn behandeling. Maar alleen kort tijdens de bespreking van de de zogeheten life chart. Maar toen mij duidelijk dat dat voor mij inhield dat ik in kleine boekjes moest gaan priegelen, zag ik de life chart niet meer zitten. Dat was voor de smartphones. Helaas bleef het bij die afwijzing. We hebben toen niet stilgestaan bij de functie van de life chart: precies, dagelijks nadenken over je bipolaire stoornis.

En doordat we daar niet bij stilstonden, heb ik nog jaren geen idee gehad van de voordelen van dagelijks gestructureerd nadenken over mijn bipolaire stoornis. Met alle gevolgen van dien. Vandaar dat ik het toch maar zo duidelijk mogelijk heb opgeschreven in mijn boek. Met vermelding dat wat ik allemaal opschreef in boek mijn ervaring is, dat het misschien voor anderen niet hetzelfde resultaat oplevert en dat ik zeker geen behandelaar ben, maar sommige dingen wel graag jaren eerder met een behandelaar had gedaan.

~~~

Afbeelding van Andi via Pixabay

Of ik nooit meer manisch word?

Best lastig, bloggen tijdens het herschrijven van mijn boek, merk ik. De balans tussen aandacht vragen voor het boek en niks willen weggeven. Nou ja, weggeven, hoe meer ik met het boek bezig ben, hoe minder ik er op mijn blog over meen te mogen schrijven. Stel dat mensen straks moeten betalen voor iets wat ze hier allang hadden kunnen lezen. Nou zal dat op punten toch al wel het geval zijn, dus daar kan ik me beter maar niet meer druk over maken.

En dan is er natuurlijk nog de brandende vraag of het feit dat ik een boek schrijf over hoe ik met mijn bipolaire stoornis omga, en wat ik daarbij in de loop daar jaren allemaal door heb meegemaakt, betekent dat ik denk dat ik nooit meer een manie zal krijgen, al dan niet gevolgd door een depressie. Zoals je in het boek zult kunnen zien had ik hier net zo goed ‘hoe mijn bipolaire stoornis jarenlang met mij omging’ kunnen schrijven, maar dat terzijde.

Om die vraag dan ook maar meteen te beantwoorden: ik weet het echt niet. Ik hoop het wel, maar een sluitend antwoord geven op die vraag is onmogelijk. Het is kijken in een glazen en ik heb geen zin als een waarzegger voorspellingen te doen. Toch is daar niet alles mee gezegd. Ik hoop dat ik zeker de afgelopen vier jaar veel heb bijgeleerd over wat ik kan doen om de stoornis onder controle te krijgen en te houden.

Ik ben de afgelopen jaren misschien als een detective en journalist in één op zoek geweest naar antwoorden die me jarenlang door de vingers waren geglipt. Via de blogs van vrienden vond ik nieuw gereedschap dat me erg nuttig leek en waarmee ik de zoektocht wel wilde voortzette. En het bleek uiteindelijk alle verschil te maken en ik vond mijn antwoorden.

Toch was het in januari weer raak. Maar het was eerlijk gezegd vooral schrikken en leerzaam. Op basis van mijn eerdere zoektocht kon ik het plaatje meteen invullen en wist ik ook waarom het mis was gegaan. In het verleden leidde deze situatie soms tot een halfjaar of zelfs anderhalf jaar misère. Daarnaast heb ik door januari mijn signaleringsplan nog eens veel verder kunnen aanscherpen. Ik signaleer nu niet alleen dagelijks in mij hoofd, maar ga er ook voor zitten en leg het vast. Elke dag.

Daardoor hoop ik nog alerter te zijn. Maar nee, weten of ik nooit meer manisch word, dat doe ik niet.

~~~

Afbeelding van Patricia Hébert via Pixabay