#50books – vraag 14

Welk boek heeft jou verliefd doen worden op een stad of land?

Opnieuw een mooie vraag van Peter in zijn #50books reeks. Deze vraag zorgt bij mij voor hoofdbrekens. Om een antwoord te kunnen geven heb ik een wat vrijere interpretatie nodig. Ik kan namelijk niet één boek noemen dat mij verliefd heeft gemaakt op een stad of land. En nee, ook geen serie. Verliefd is in mijn geval ook een te groot woord. Ik ben nooit door een boek spoorslags richting de plaats van handeling afgereisd.

Verliefd. Misschien kan ik meer met ‘enthousiast maken voor’ of ‘geïnteresseerd raken in’. Ik geef het grif toe, dat klinkt een stuk minder romantisch, maar dan kan ik er wel wat mee. Ik kan en wil namelijk niet ontkennen dat zeven jaar gymnasium en de verhalen die je dan leest uit en over de Klassieke Oudheid ertoe hebben bijgedragen dat ik deelnam aan een Romereis en een Griekenlandreis. Maar dat ik daar nu reeds in verliefde toestand heen ging… nou, nee. En ik kan ook geen specifiek Grieks of Romeins verhaal aanwijzen dat daar speciaal voor zorgde. Maar het waren prachtige reizen en al waren het geen boeken die voor de verliefdheid zorgden; de reizen deden dat zeker wel, al is de liefde daarna tot op heden zuiver platonisch gebleven.

Die Romereis zorgde er jaren later wel voor dat ik Het Bernini Mysterie van Dan Brown toch kon verteren. Iets eerder had ik De Da Vinci Code gelezen en ik was dan ook benieuwd naar de voorganger van dat boek. Het Bernini Mysterie viel me tegen. Het verhaal hing in mijn ogen van te veel onwaarschijnlijkheden en zelfs onmogelijkheden aaneen om nog spannend én geloofwaardig te zijn. Bij De Da Vinci Code was ik nog bereid om mijn bezwaren tegen de geloofwaardigheid van het verhaal opzij te schuiven, bij Bernini lukte dat niet.

De reden waarom ik het boek toch nog met plezier heb gelezen is het feit dat het grotendeels is gesitueerd in Rome en de beschrijvingen van Brown mooie herinneringen boven brachten. Maar ik werd allesbehalve verliefd op Het Bernini Mysterie.

Te voet kom je nog eens ergens

Vorige week beschreef ik al dat ik (bijna) geen TomTom gebruik en dat dat mij veel plezier oplevert. Je moet wel wat eerder weg misschien, alhoewel, je staat minder vaak in de file. En in de trein kun je lezen en op stations hebben ze koffie, soms zelfs in verschillende smaken.

Maar dan; je moet in een woonwijk zijn nabij een bushalte of station. En je bent ook nog eens alleen wat dan?

Zoals al eerder beschreven ben ik bewapend met de nodige paperassen. Maar nou is mijn oriëntatievermogen nul en een beetje meer. Dus ik kom er dan snel achter dat ik weinig wijs word uit Google Maps voor voetgangers. Of ik dat de voetgangersroutebeschrijving onder het kaartje dat de gastheer maakte die voor auto’s blijkt te zijn en het kaartje ook nog eens op z’n kop moet worden gelezen vanwege het kaartkompas.

Wat dan?

Een (verhaspeling van een?) spreekwoord dient zich dan aan:

Je hebt toch een Hollandse mond. Dan kun je het toch vragen.

Omdat Maastricht niet in het zuiden van Holland ligt, zoals ik op vakantie weleens uitleg, heb ik die dus niet. Gelukkig heb ik wel een andere mond, al gebruik ik vanwege de alliteratie vandaag een andere benaming voor dat woord.

Wat heb ik dan?

Een Brabantse bakkes en hopelijk de brutaal bescheiden variant daarvan. Werkt perfect, die brutaal bescheiden Brabantse bakkes van mij.

Hoe werkt dat dan?

  1. Ik loop het station uit, of stap uit de (NS-)bus naar het station. Laatst werd ik zelfs ergens welkom geheten door een omroeper omdat er een oldtimer-festival voor het station aan de gang was en de omroeper gevat was toen toen de deuren van NS-bus opengingen.
  2. Stap 2 is dat ik wat rond gaap op zoek naar straatnaambordjes die ik meestal niet vind. Over naar stap 3 dus.
  3. Ik kijk driftig op mijn routebeschrijving en spreek iemand aan. “Bent u hier bekend?” “Ja.” ‘Waar ligt straat X?” “Da’s een heel eind lopen, die en die kant op.’ “Men had mij verteld dat het tien minuten zou zijn, maar bedankt, ik vind het wel.”
  4. Wat twee straten verderop natuurlijk niet gelukt blijkt te zijn dankzij dat fabuleuze oriëntatievermogen van mij.
  5. Maar geen geen nood, ik ben immers nog in de buurt van een station en dus van mensen. Ik kijk weer driftig op mijn kaart en hoor al snel: “Wat zoekt u? Kan ik u helpen?” “Ja, graag” en ik laat mij verder helpen.
  6. Herhaling van stap 4.
  7. Gelukkig wel bij een parkeerplaats bij een winkel o.i.d.. Met auto’s en dus mensen. Die spreek ik dan aan. Zie vooral ook de tip ter afsluiting van dit artikel.
  8. “Oh, meneer. Straat X is over honderd meter rechtsaf. Dat is de tweede afslag naar rechts. Die loopt over in straat Y en daar moet u zijn.”
  9. Stap 8 blijkt te kloppen, maar ik kom aan in een hofje. 1 t/ 25 die kant op, 27 t/m 43 de andere kant op en nog hoger weer elders.
  10. Gelukkig hoor op dat ik achter mij een auto met twee vrienden het hofje inrijden. Die kwamen ook naar de afspraak en waren en er al eerder geweest zodat de laatste vijftig meter geen onoverkomelijke problemen meer opleveren.

Tip bij stap 7 (en eerder/later).

Niet nodig, maar kan het indien mogelijk en gewenst leuker maken. Je hoeft natuurlijk niet de eerste beste de weg te vragen. Meestal zijn er meerdere gegadigden. Zoek dan als je daar zin in hebt vooral een knappe representant van geprefereerde sekse uit. Voor slechtzienden werkt de tip mogelijk ook omdat mensen vaak praten en je dus op sexy of zwoele stemmen kunt afgaan. Zoals gezegd, een facultatief onderdeel van dit geheel facultatieve stappenplan. Maar je kunt er je voordeel mee doen.

 

Je moet er (bij) zijn geweest: als slechthorende (2)

Vanmorgen schreef ik door tijdgebrek deel 1 van deze post. Ik beloofde een strategie voor hoe je als slechthorende kunt zorgen dat als je ergens (bij) bent geweest, je toch wat mee krijgt. Dat zal ik hieronder doen in twee delen. Allereerst de strategie, vervolgens het resultaat van die strategie in een concreet voorbeeld.

Strategie in 10 stappen

  1. Meld je aan voor een bijeenkomst en bekijk of je ergens een deelnemerslijst of sprekerslijst kunt vinden. Websites of LinkedIn doen het goed.
  2. Selecteer een (beperkt) aantal interessante mensen die je zou willen spreken. Dat zou bijvoorbeeld een spreker tijdens de bijeenkomst kunnen zijn.
  3. Kijk of die betreffende persoon een blog, Twitter- of LinkedIn-account heeft en bekijk deze.
  4. Maak aan deze persoon kenbaar dat je naar “bijeenkomst X gaat en dat je benieuwd bent naar zijn of haar bijdrage”. Als je dit kenbaar maakt via Twitter is het voor de zichtbaarheid en de mogelijkheid tot retweeten handig als je dat doet met een @mention in een lopende zin in plaats van een @reply aan het begin.
  5. Ga met het openbaar vervoer naar de bijeenkomst. Waarom leg ik dadelijk uit.
  6. Tijdens de bijeenkomst heb je hierdoor een mogelijkheid die persoon aan te spreken. Hij of zij kent je (gezicht) immers mogelijk al van de tweet.
  7. Is het rumoerig tijdens de bijeenkomst, of tijdens de borrel na afloop van de bijeenkomst, blijf dan in de buurt van de persoon hangen die je wil spreken, neem een hapje plus een drankje en knik af en toe wijs. Of stel een vraag. Als je het antwoord niet verstaat kun je best kenbaar maken dat je slechthorend is of dat het gebouw architectonisch bewonderenswaardig is vervaardigd maar dat de akoestiek helaas een ondergeschoven kindje was.
  8. Langzaam wordt het rustiger. Iedereen gaat naar huis. Jij blijft bij de persoon die je wilt spreken en doet wat hij of zij doet.
  9. Uiteindelijk krijg je de persoon dan te spreken. Met een beetje geluk spreek je hem of haar één op één. Hier is punt 5 van belang. De parkeerplaats is meestal dichterbij dan het station. Als je het geluk hebt dat de persoon die je wilt spreken ook met de trein is heb je dus de kans op een langer gesprek. Misschien heb ik dubbel geluk dat mijn gehoor goed genoeg is om al lopend een één op één gespek te kunnen volgen.
  10. Verloopt het gesprek geanimeerd, laat het dan tot beider genoegen zo lang mogelijk duren en vergeet tot slot vooral niet af te spreken het gesprek digitaal voort te zetten. Verloopt het gesprek niet geanimeerd, dan zorg je er beleefd voor dat het gesprek kort blijft en laat je het digitale uiteraard achterwege.

Voilà. In tien stappen een effectieve netwerkcommunicatiestrategie voor slechthorenden. Ik hoop dat het voor goedhorenden ook werkt.

Je gelooft niet dat het werkt?

Het voorbeeld uit de praktijk

Op 20 april was ik bij een lezing van schrijfster Claire Polders. Ik las haar blog en maakte mijn aanwezigheid via Twitter bij haar bekend. De lezing was interessant en na afloop luisterde ik (en verstond ik veel want de akoestiek was goed). Ik sprak nog wat oude vrienden en na afloop liepen Claire en ik samen pratend naar het station. We hadden wat gemeenschappelijke interesses en ik sprak tegen haar voor eerst in het openbaar mijn ambitie uit om zelf naast mijn vertaalwerk ook te gaan schrijven. Te beginnen met een blog omdat ik twee weken daarvoor veel positieve reacties kreeg op een blog voor Reëlle (daar werk ik, voor nieuwe lezers). Weliswaar diende het onderwerp voor het blog zich pas een paar weken later aan, maar Claire was de eerste die van mijn plannen hoorde.

Geen TomTom voor mij

Door mijn ‘beperking’ is het mij niet gelukt mijn rijbewijs te halen. Beperking heb ik hier tussen aanhalingstekens gezet omdat ik de laatste tij steeds meer tot het inzicht kom dat datgene wat als mijn beperking wordt gezien, misschien juist wel mijn verrijking is. Ik begin mijn beperking in ieder geval steeds meer los te laten en of ik probeer juist de kansen die mijn beperking mij biedt te grijpen.

Terug naar het rijbewijs dat ik niet haalde. Dat was natuurlijk een grote teleurstelling. Ik had er nooit bij stilgestaan dat autorijden voor mij niet mogelijk zou zijn en de man van het CBR kennelijk ook niet want hij vertelde tijdens het kennismakingsgesprek enthousiast dat hij pas (we spreken over 1998) iemand had begeleid die zijn rijbewijs haalde en zijn auto met een rietje bestuurde. Voor mij zat het er niet in, hoewel ik mijn auto niet met een rietje hoefde te besturen.

Dus reis ik waar mogelijk met het openbaar vervoer. Ik reis weliswaar ook met regio- en Valystaxi, maar meestal ga ik met de bus en trein. Dat gaat prima.Ik doe dat zo ouderwets mogelijk. Natuurlijk kan ik op mijn mobieltje 9292.nl, ns.nl en Google Maps voetgangers aan. Maar ik gebruik die pagina’s niet. Nee, ik maak altijd een uitdraai op papier. Liefst eentje van het openbaar vervoer, plus Google Maps (voetgangangers dus) of, als ik naar een bedrijf of instelling, ga de routebeschrijving van hun site. Gewapend met deze paperassen ga ik op reis. Vooral het laatste stuk met de bus en/of te voet is interessant; zeker als je een routebeschrijving van de site van een groot bedrijf bij je hebt.

Waarom wordt het dan interessant?

In de bus probeer ik altijd een rij voor iemand te gaan zitten. Dan ga ik uitgebreid met die papieren zwaaien en bushaltes kijken. Gelukkig kan ik de route-informatie in de bus goed lezen. Achter mij klinkt het dan:

Oh, u moet de volgende halte hebben.

Mijn antwoord is dan:

Dank u. U had het bedrijfslogo gezien?

Meestal is dat de verklaring. De volgende stap in het gesprek is dat mijn behulpzame medereiziger verklaart dat hij of zij bij dat bedrijf werkt en met mij uitstapt. Dan hoop ik altijd dat we nog een stukje mogen lopen vanaf de bushalte. Mensen praten graag en hun werk is al helemaal een geliefd gespreksonderwerp waardoor ik het bedrijf of de instelling waar ik moet zijn nog beter leer kennen. Het levert mij soms echt leuke gesprekken op.

Daarom voor mij geen moderne technieken maar ouderwets papier!

PS: het werkt ook als je op bezoek moet in een woonwijk nabij een station of bushalte op bezoek moet. Daar kom ik nog een keer op terug.