Gisteren een middagje Helmond: hoe hoor ik nu?

Gistermiddag zag ik eindelijk weer eens de bibliotheek van Helmond van binnen. Ik was er al een hele tijd niet meer geweest. De reden daarvoor zag wel bekend zijn. Daarnaast maak ik vaak gebruik van de Online Bibliotheek. Maar het prentenboek van Ted van Lieshout en Sieb Posthuma, Spin op sokken, dat Leonoor me aanraadde tijdens een leuke Twitterdiscussie, bestond alleen op papier. En nieuw was het niet meer te krijgen, dus ik besloot het een keer te lezen als ik weer eens in Helmond was.

Alleen duurde dat even. Gisteren kon ik er echter niet meer aan ontkomen omdat ik al een een tijdje problemen had met mijn gehoor. Afgelopen donderdag toch maar voor gebeld want mijn hoorapparaten twee tandjes harder zetten, hielp te weinig. Gelukkig kon ik al snel terecht bij de audicien. Ik was er best een beetje zenuwachtig voor. Toen twee jaar geleden mijn oude toestellen vervangen konden worden, bleek bij de audioloog dat ik met die oude toestellen, categorie 4, nog maar 90% spraakverstaan haalde. De test bestond uit een gedeelte met piepjes en een deel met woordjes. Die piepjes kostten de grootste moeite. Volgens de audioloog had ik regelmatig op het knopje gedrukt terwijl er geen piepje te horen was.

En ik had toch echt wat gehoord. Als het heel stil is en ik me goed concentreer, hoor ik weleens geluiden die er niet zijn: tinnitus, vooral in de vorm van piepjes. Dat komt goed uit bij zo’n test. We kwamen er toch uit. Ik had sterkere toestellen nodig, uit categorie 5, de zwaarste. Toen ik die een tijdje had en op controle moest, scoorde ik weer 100% op de spraaktest.

Gistermiddag bij de audicien begon het ermee dat ik binnengeroepen werd en we een kort gesprek hadden over hoe ik nu hoorde en wat de procedure was. Daarna werden mijn hoorapparaten schoongemaakt. De volgende stap was een gehoortest, zonder toestellen, maar mét piepjes.

Rechts in de hoge tonen iets achteruit maar…

Toen ik klaar was met de test, mocht ik mijn toestellen weer in doen en ik hoorde het meteen: dit was weer het gehoopte volume, terwijl mijn toestellen op normale sterkte stonden. Dus niet twee tandjes harder, zoals de laatste tijd. De audicien legde uit: het gehoor links was hetzelfde gebleven, rechts hoge tonen was iets achteruitgegaan. Ze had ook nog wat aan mijn toestellen gedaan: nieuwe slangetjes eraan gezet. En ze had mijn hoorapparaten schoongemaakt: er had wat vuil op de microfooningang gezeten. Dát had ik dus al gemerkt (en stiekem gehoopt). Ik hoorde weer normaal en besloot het genoemde gehoorverlies voorlopig even te negeren, ook met het piepjesavontuur bij de audioloog in gedachten.

Dat was toch wel een opluchting. Het was al een mogelijkheid waarmee ik rekening had gehouden omdat ik vroeger mijn hoorapparaten ieder half jaar liet controleren. Deze toestellen hadden die controle door de eerder genoemde bekende omstandigheden niet gehad. En dit kun je helaas zelf niet verhelpen. In de gaten houden dus. En net voor ik aan deze blogpost begon, bevestigde mijn huisgenoot dat ik nu beter hoorde dan voor ik gisteren naar Helmond ging.

En tussendoor nog een boek

Toen ik Spin op sokken uit had, had ik nog tijd over voor de afspraak bij de audicien en dacht ik: zou hier ook wat staan over bipolaire stoornissen? Dat bleek het geval te zijn, Pillendoos van Cornelie Egelie-Sprenger. Maar terwijl er aan begon op het terras van de bieb, merkte ik bij de voorwoorden dat het me behoorlijk aangreep omdat ik iets te veel herkende. Dus zette ik het terug op de plank. Even later realiseerde ik me dat ik mijn biebpasje niet bij me had. Thuis heb ik nog even de preview van het boek gelezen, dat waren willekeurige pagina’s. Weer herkenbaar maar niet meer emotioneel. Ik ga het dus nog lezen.

~~~

Afbeelding van OpenClipart-Vectors via Pixabay

Iets dagelijks doen, geeft een andere blik

Dit is een blogpost in twee delen. Ik schreef het eerste stuk gisteren voor ik naar de (opname van) de oratie ging kijken van Chantal Bleeker. En die oratie zette me dusdanig aan het denken dat ik niet meer aan dit blog toekwam. Ik ging nadenken over communicatie, over dat dingen niet te moeilijk mochten zijn. Als iets moeite kost, doe ik het zelf soms ook liever niet. Daar kan ik een heel simpel voorbeeld van geven. Pas 18 jaar na de diagnose bipolaire stoornis deed ik mijn ontdekking over de ergernissen. Een ontdekking die mijn leven op een positieve manier op zijn kop zette. En die ik misschien wel te danken had aan het feit dat ik dankzij een blogger elke dag was gaan wandelen. Nou ja, dat wandelen heb ik natuurlijk zelf gedaan. Maar die blogger kreeg me definitief zover dat ik iedere dag de ene voet voor de andere wilde zetten.

Waar het om gaat, is dat ik de waarde van dagelijkse gewoontes begon in te zien en ze langzaam ook ging toepassen op mijn bipolaire stoornis. Ik ben ervan overtuigd dat het feit dat ik dagelijks over mijn stoornis nadacht mij uiteindelijk misschien wel de oplossing bracht.

Terwijl ik diezelfde oplossing misschien al eerder had bereikt als ik bereid was geweest dagelijks mijn life chart in te vullen. Maar in 2007 en 2014 – toen ik er in mijn behandeling mee in aanraking kwam – vond ik die boekjes maar lastig en apps waren er nog niet (of misschien nauwelijks). Ik denk echter dat dat niet het grote probleem: het probleem was dat ik niet dagelijks en structureel na wilde denken over mijn stoornis. Ik geloofde in medicijnen en die nam ik trouw in. Maar dat hielp niet altijd.

Ik denk dat de ommekeer kwam met het besef dat het wél dagelijks moest. Nadenken over die vervelende stoornis. Ook al is het niet leuk. Maar het mooie is dat nu ik er tóch dagelijks over na ben gaan denken, ik zie dat je véél meer controle over mijn stoornis heb dan ik ooit had durven dromen. En misschien ook wel méér controle dan medici voor mogelijk houden. Ik ben bezig dát uit te zoeken, het wijst nu wel een beetje die kant op. Ik kom er uiteraard op terug want ik vind het een belangrijk vraagstuk. Net als die vraag: hoe krijg je mensen zover dat ze ergens dagelijks mee bezig willen zijn.

En dat alles dankzij de oratie van Chantal Bleeker.

Wat hier onder staat, schreef ik gister voor ik de oratie bekeek, maar het hangt er wel mee samen.

Nu ik de afgelopen bijna twee jaar zo druk bezig ben geweest met het boek over mijn bipolaire stoornis, of liever over hoe ik ermee heb leren omgaan, heb ik gemerkt hoe fijn ik schrijven aan een boek vind. Natuurlijk, ik wist het al een beetje van mijn vertalingen, maar het viel bij het werken aan mijn boek nog meer op.

Ik bleek het heerlijk te vinden om niet meteen op ‘Publiceren’ te hoeven klikken. En dat wat ik wilde schrijven, hoefde ook niet in één dag af. Het boek gaf mij min of meer de gelegenheid om nog een keer na te denken over iets, als ik nog niet helemaal tevreden over was. Het gaf de gelegenheid dieper op een onderwerp in te gaan, te schaven als dat nodig was. Wat dat betreft ben ik ook heel blij met mijn proeflezers. Meer dan bloggen voelde het schrijven van een boek aan als een teamprestatie.

Dit blog tik ik zelf en ik druk ook zelf op de al genoemde knop ‘Publiceren’. Natuurlijk, er zijn ooit reacties. Maar dat valt in het niet bij wat ik mee mocht maken als schrijver van een boek. En ik zal het ook maar meteen zeggen: ik wil het zo nog wel een paar keer doen. Ik heb ideeën genoeg. Misschien zijn het wel dingen waar de wereld op zit te wachten.

Zo valt er over het onderwerp dagelijkse gewoontes meer te zeggen dan ik heb gedaan in het boek dat hopelijk in het najaar verschijnt. Volgens mij is een groot deel van de daarin beschreven successen te danken aan dagelijkse gewoontes. Ze kunnen daarom volgens mij van belang zijn binnen een ggz-behandeling. En ik zie dat belang ook bij revalidatie. Dus wie weet wordt dat nog een boek.

Een andere dwarsstraat is dat er volgens mij veel meer mensen rondlopen met een verhaal dat het ook waard is om te vertellen. Omdat het inzicht biedt, omdat het inspirerend is, of omdat het vertellen en het lezen zelfvertrouwen geeft.

Nou was ik eigenlijk van plan te gaan zeggen dat ik voorlopig wilde stoppen met bloggen, maar na dit korte blog denk ik daar toch weer anders over. Ik wil nog wat promotie blijven doen voor mijn boek en ik heb nog wat onderwerpen liggen waar ik posts van kan maken. En ik kan vast onderzoek doen voor nieuwe boeken en dat misschien hier vastleggen. Bloggen heeft voor mij toch al jaren een bepaalde charme en het zou zonde zijn om niet van die charme te blijven genieten.

~~~

Afbeelding van Larisa Koshkina via Pixabay

Af en toe voel ik me een sukkel (maar wel een gelukkige)

Vandaag onder het wandelen dwaalden mijn gedachten niet voor het eerst af naar het boek dat mijn leven nu al zo’n twee jaar bezighoudt. Op een mooie en dankbare manier. De afgelopen week heb ik nog twee kleinigheden aangepast/verbeterd en ik heb het gevoel dat het nu af is. Ja, er kan nog commentaar binnenkomen maar over een week of vijf wil ik echt richting de volgende stap gaan: een uitgeverij.

Want ik besef door alle mooie en soms verrassende opmerkingen van proeflezers en andere geïnteresseerden – want ik heb het natuurlijk met niemand over mijn boek gehad – dat het boek misschien wel groter is dan ik op voorhand vermoedde. En daarom ben ik ook zo dankbaar dat het schreef. Dat ik mocht schrijven van mezelf, want het was soms persoonlijk. Zo persoonlijk dat ik het eerst niet durfde. Ik ben dankbaar dat ik liefdevol over die drempel heen geholpen ben en dat het nieuwe boek er uiteindelijk beter van is geworden. Dat het boek dát boek is geworden dat in mij zat en dat eruit moest om niet alleen mijzelf te helpen.

Ik voel me namelijk soms zo’n sukkel, maar wel een gelukkige sukkel. Dat ik dit achttien jaar lang níét heb gezien. Wat dan? Nu ik het me realiseer is het zo logisch dat ik me wel voor de kop kan slaan: idioot, dit had je wel eens eerder kunnen zien. Maar ja, ik heb al die jaren begeleiding gehad. En al die mensen zagen het ook niet. En in allerlei boeken over het onderwerp kan ik het niet vinden. Dus ik hoef niet zo hard voor mezelf te zijn. Vandaar dus: gelukkige sukkel. Want ik weet dit nu en kan er via mijn boek straks andere mensen mee helpen. En misschien misschien bedenk ik nog wel andere manieren ook.

Of bedenken we samen iets, want ik leer ook van proeflezers. Dat is een van de dingen die schrijven zo mooi maakt. Je bent nooit alleen als je schrijft. Je vertelt je verhaal aan een aantal personen, en je laat hen iets terugzeggen. Of ze zeggen het als proeflezers. Schitterend. Je vormt zo echt een team. Tijdens de behandeling, tijdens het schrijven, na afloop: steeds meer komt bij mij het dankbare besef op dat ik het niet alleen doe, niet alleen hoef te doen. En ik ben heel benieuwd waar het team mij gaat brengen.

~~~

Afbeelding van Pfüderi via Pixabay