Alles viel de afgelopen maanden anders maar dat biedt kansen

Daar zit ik dan. Bloggend op 21 juni. Terugkijken op hoe het jaar tot nu toe liep en hoe ik me voel. Terugkijken wil ik niet lang realiseer ik me. Ik heb de Backspace knop net gebruikt. Ik wil vooruitkijken. Ik heb namelijk het idee dat ik de kans heb mezelf de komende tijd opnieuw uit te gaan vinden. En die mogelijkheid die wil ik graag benutten. Ik heb het idee dat lotgenoten helpen nog steeds belangrijk voor me is. Alleen het hoe en wat nog.

Maar er is iets bij gekomen. Ik heb een beetje het gevoel dat ik niet goed genoeg ben om anderen te helpen. Dat is een rottig gevoel, maar ik houd me vast aan de gedachte dat ik me vaker uit een dal heb weten terug te knokken. Ik heb een prachtige gewoonte- en gezondheidsscorekaart en die wil ik deze zomer intensiever gaan inzetten. In mei had ik namelijk ineens twee weken dat ik me erg goed voelde. Het kon er iets mee te maken hebben dat ik alle vakjes moeiteloos groen kleurde.

Alle seinen op groen? Niet helemaal

Tot er iets gebeurde dat te maken kon hebben met mijn bipolaire stoornis. Ik schrok en liet al snel alle goede intenties vallen. Weg waren de groene vakjes. Nu ben ik van de schrik bekomen ben en realiseer me inmiddels dat wat er gebeurde niet per se met een hypomanie te maken hoeft te hebben. Het kon iedereen overkomen, denk ik.

Daarnaast heb ik me de afgelopen tijd verdiept in Zelfcompassie, het boek van Kristin Neff. Dat helpt me ook omdat het de mogelijkheid biedt om naar dingen te kijken voor je reageert. Daar dacht ik al tamelijk goed in te zijn, maar beter kan altijd. Het boek gaat ook over vergeven en er bleek toch wat oud zeer opgehoopt te hebben gezeten in mijn ziel, zie de vorige alinea. Hopelijk ben ik er nu klaar mee.

Wat ik in in ieder geval weet is dat ik vanaf morgen weer alle vakjes groen ga proberen te kleuren. Kijken wat dat met me doet. In eerste instantie als experiment tot en met volgende week zondag. En ik ben benieuwd of er een antwoord komt op de vraag die me nu al een maand achtervolgt: voelde ik me zo goed omdat ik alle vakjes groen kleurde? Of kleurde ik alle vakjes groen omdat ik me zo goed voelde?

Tot snel.

~~~

Afbeelding van Gerd Altmann via Pixabay

Avondmens of toch ochtendmens?

Als klein kind ging ik al laat naar bed. Ik was altijd een avondmens maar de laatste jaren is het me gelukt om wel in de avonden op tijd naar bed te gaan. Ik realiseer me maar al te goed hoe belangrijk voldoende slapen voor mij is. Daar ga ik graag vroeger voor naar bed. Om 23:00 uur ben ik nog maar zelden op. Vroeger haalde ik de 00:00 met regelmaat. Maar dat had wel gevolgen.

Bij al mijn of in ieder geval praktisch al mijn manieën speelde slaapgebrek een rol. Lang dacht ik dat er niks aan de hand was als ik maar fit wakker werd ’s morgens. Maar juist in die gedachte, schuilt een gevaar, heb ik recent ontdekt. Hoe sterker de greep van een manie raak, hoe minder uren ik slaap. Terwijl ik wél fit wakker word. Daar heb ik van geleerd dat ik toch echt minstens zeven tot acht uur slaap per nacht nodig heb. Dat is goed slapen tegenwoordig voor mij.

En gelukkig kan ik zeggen dat dat zeven tot acht uur slapen ook lukt en ik denk dat nu het moment is om te kijken of ik op een veilige manier nog wat meer een ochtendmens kan worden. Omdat ik nooit echt wist wat ik met slapen aan moest, qua manieën dan, koos ik vaak voor een langzame start van de dag met flink wat snoozen van de wekker. Dat beviel me eigenlijk wel, en het voelde ook wel veilig. Rustig op gang komen leek mij heel verstandig.

De eerste helft van de vorige maand was ik echter zo enthousiast door de Fearless Living Academy van Leo Babauta, waar ik me bij aangesloten had, dat ik een paar keer voor de wekker wakker werd. Dat is voor mij een zeldzaamheid. En ik stond ook nog energiek op ook. Geweldig, alleen jammer dat het eindigde met een hypomanie. En dat terwijl ik nou niet uren eerder wakker werd, hooguit een half uur voor de wekker. En ik had ook nog steeds zeven tot acht uur geslapen. Hoe dan ook: ik werd energieker wakker, er gebeurde iets waarvan mijn behandelaar dacht dat het een hypomanie was. Maar ik schreef gisteren al dat die hypomanie geen hypomanie was, zoals ik deze week ontdekte. Maar toen had ik allang alles laten vallen en dat betekent dat alle seinen al een maand op groen staan.

Daarom lijkt het me een goed idee om deze zomer eens te kijken wat er met me gebeurt als ik daadwerkelijk meteen met de wekker opsta. Ik weet hoe belangrijk zeven tot acht uur slapen per nacht voor mij is. En ik weet op welke signalen ik nog meer moet letten. Dus hoef ik de snooze-knop niet meer als soort van veiligheidsmechanisme te gebruiken.

Ik ben benieuwd wat het me op gaat leveren.

~~~

Afbeelding van Larisa Koshkina via Pixabay

Niet alleen jouw mening, maar ook de mijne

Het was even stil op dit blog en het kan best zijn dat het nog even stil blijft. Er speelt van alles en ik merk dat al een tijdje de ruimte in mijn hoofd niet heb om te bloggen. Vandaag heb ik naar een aantal mensen die belangrijk voor me zijn iets uitgesproken wat me hopelijk verder kan helpen. Dat zal een kwestie van alertheid en lange adem blijven. Het is iets met een karaktertrek die op zich helemaal niet nadelig is, maar waarin ik in sommige situaties door kan schieten. En dan het het vervelende gevolgen hebben omdat het ertoe kan leiden dat ik mezelf vergeet.

Er is nu niks aan de hand, niemand neemt me wat kwalijk en daar ben ik dankbaar voor. Toch wil ik graag herhaling voorkomen omdat het achteraf in situaties kan brengen waarin ik niet lekker in mijn vel zit en ik daardoor mezelf tekort doe. En doordat ik mezelf tekort doe, kan ik dan een ander ook niet meer goed helpen. En dan voel ik me daar ook weer onzeker, ontevreden, of nog erger over.

Kortom, ik mag van mezelf wat beter voor mezelf opkomen. Ik moet me meer afvragen of ík degene ben die wil zeggen wat ik zeg. Als ik stiekem, onbewust of ondoordacht toch zeg wat een ander me heeft ingefluisterd, merk ik dat ik niet de gesprekken krijg die ik wil krijgen. Dan haal ik er niet uit wat ik eruit kan halen. Ik mag mezelf daarin best wat meer vertrouwen want ik kan best een gesprek voeren. En daar hoef ik niet iets uit weg te laten omdat iemand vindt dat je zoiets niet zegt of omdat dat anderen daar niets mee te maken hebben.

Openheid geven en ruimte scheppen

Ik wil graag eerlijker en opener communiceren en durven te kiezen voor bepaalde bouwstenen in mijn argumentatie, als ík denk dat dat het gesprek en de werkelijkheid buiten dat gesprek ten goede komt. Ik doe dat hier op dit blog, in mijn boek en soms ook al in gesprekken al wel en het levert mij veel wederzijdse openheid en begrip op. En dat wil meer, dus daar wil ik in gesprekken graag alert op blijven. Het zal misschien niet meevallen, maar ik ga wel mijn best doen om de mening van anderen iets meer te negeren.

Dat wil overigens niet zeggen dat ik die mening van anderen volledig terzijde schuif, maar ik wil wel wat ruimte voor mezelf creëren om na te denken. Dus heb ik een belangrijk gesprek, dan kan ik er maar beter voor zorgen dat als ik waarde hecht aan iemands mening dat ik er diegene dan uiterlijk een week van tevoren naar heb gevraagd. Zodat ik nog nog de tijd heb over die mening na te denken en ik niet voor een voldongen feit sta want morgen is dat belangrijke gesprek al.

En bij gesprekken met een kortere voorbereidingstijd wil ik dus meer mijn eigen gevoel voorrang geven.

~~~

Image by 👀 Mabel Amber, who will one day from Pixabay

#wot slim lummelen lost problemen op

De #wot van vandaag is lummelen. Volgens mij ben ik er aardig goed in en heeft het ook meer voordelen dan ik lang gedacht had. Er was namelijk een tijd dat ik me regelmatig schuldig voelde als ik lummelde. Nou, ik kan je zeggen dat die tijd voorbij is. Tegenwoordig ben ik een groot fan van lummelen. En dat heeft alles – of laat ik in ieder geval veel zeggen – te maken met leren. Dat leren blijkt namelijk effectiever te gaan als je ook lummelt. En ik heb het niet alleen uit de theorie…

Als ik een probleem had waar ik maar niet uitkwam, een lastige opgave op school, of later een probleem vertalen dan bleef ik maar zoeken naar een oplossing. Het lukte dan vaak niet om die oplossing dan ook daadwerkelijk te vinden en dat was heel frustrerend. Dan was ik gruwelijk lang bezig en bereikte ik niks.

Ik meen dat het Herman Finkers was die ooit zei: “Soms zit je ergens een hele dag op ploeteren om niks gedaan te krijgen en soms bereik je in vijf minuten precies hetzelfde resultaat.” Het is geen exact citaat, maar dekt wel de lading van wat hij zei. En hoewel het natuurlijk humoristisch is, zit er wel een kern van waarheid in. En die heeft alles met lummelen te maken. Je hebt het vast zelf ook weleens meegemaakt dat je iets na lang nadenken niet kunt oplossen, dat je min of meer de moed hebt opgegeven maar dat je dan een tijd later, terwijl totaal iets anders doet, je de pasklare oplossing te binnen schiet.

Hoe dat kan? Dat is het geheime effect van lummelen. Ik leerde het kennen tijdens de MOOC Learning how to learn van Barabara Oakley en Terrence Sejnowski. Zij noemen het de diffused mode van het brein, de dwaalmodus. Daarnaast kent het brein de focused mode. Het brein ofwel in de ene modus ofwel in de andere. Om problemen op te lossen heb je allebei de modi nodig. Eerst hamer je er een tijdje flink op los met de gefocuste modus waarmee je bewust al je denkkracht op het probleem richt. Daarna laat je het helemaal los en je gaat iets ontspannends doen, lummelen dus.

Wat er dan gebeurt is dat het dwaalbrein met het probleem aan de slag gaat. Dit kun je zelf niet actief sturen maar het gebeurt wel op een onbewaakt ogenblik. En dan, uit het niets, tijdens het lummelen: ta da, de oplossing. Voorwaarde daarvoor is dus overigens wel dat je het probleem al te lijf bent gegaan met de gefocuste modus.

Misschien maak ik met mijn nieuwe blogstrategie sinds deze deze ook wel gebruik van lummelen. Ik schrijf ’s morgens ongeveer 500 tekens op Mastodon en Twitter, plak die ’s avonds in een blog en vul het aan.

Mocht je meer willen weten over deze vorm van lummelen, de cursus Learning how to learn is een aanrader. Duurt vier weken, 3 uur studietijd per week, gratis en Nederlandstalig ondertiteld. Daar ontdek je ook hoe Thomas Edison en Salvador Dalí lummelden.

#wot lummelen

~~~~

Afbeelding van brombastic via Pixabay

Dagelijkse gewoontes én parate kennis: een ijzersterke combi

Gisteravond heb ik voor het eerst geoefend met mijn gereedschapskoffer voor een goed gevoel geoefend in Anki. Natuurlijk ga ik een dezer dagen ook wat fysieke reminders aan die koffer maken maar ik wil eerst een paar dagen kijken of dit nu mijn koffer gaat worden.

Er zitten nu 9 dingen in die ik elke dag kan doen om mij goed te voelen. Dat ik die dingen graag van buiten wil kennen, heeft te maken met mijn idee dat om nieuwe dingen te leren, je nieuwe dingen met oude moet verbinden.

Je leert dus iets nieuws en doordat je het verbindt met iets wat je al weet, kun je nogmaals tot iets nieuws komen. Je moet dan wel voldoende parate kennis hebben. Als je steeds alles moet opzoeken, is het veel lastiger om die connectie naar nieuwe kennis te leggen. Maar dit probleem speelt niet alleen bij nieuwe kennis. Daar geef ik een voorbeeld van.

Verkeer van rechts. Wat nu?

Je rijdt in je auto en er komt een auto van rechts. Als je dan steeds in je theorieboek met verkeersregels op moet zoeken wie er er voorrang heeft, dan vrees ik dat er gevaarlijke situaties op de weg kunnen ontstaan. Dit is weliswaar een simpel voorbeeld maar het maakt hopelijk wel duidelijk waarom ik hecht aan parate kennis. En dat doe pas sinds 2015, toen ik het boek Lezen, weten en niet vergeten van Mark Tigchelaar las, gevolgd door de MOOC Learning how to learn van Barbara Oakley en Terrence Sejnowski. En tot slot Oakleys boek A mind for numbers. Want daarin stond Anki genoemd. En daarmee wat het pleit definitief beslist.

Ik denk namelijk dat een groot deel van het succes dat ik had bij het onder controle krijgen van mijn bipolaire stoornis te maken heeft met het gegeven dat ik nu wél parate kennis heb over die stoornis. Zo ken ik tegenwoordig mijn signaleringsplan van buiten en denk er elke dag over na. Want parate kennis en dagelijkse gewoontes zijn een in mijn ogen belangrijke combi.

Ik ga dadelijk weer oefenen met Anki en het zou me niks verbazen als ik mijn signaleringsplan weer mag opdreunen, net als mijn gereedschapskoffer voor een goed gevoel. Ik wil die twee echt paraat hebben, ze midden in de nacht op kunnen dreunen. Zo belangrijk vind ik ze. Punten uit het signaleringsplan moet ik namelijk meteen herkennen als ik ze tegenkom. Tenminste, dat vind ik dan.

Ja, ja, het signaleringsplan van buiten leren en toch nog manisch worden?

Klopt, ik kende het signaleringsplan wel van buiten, maar de fijnafstemming bleek nog niet te kloppen omdat me nog niet helemaal duidelijk was wanneer ik dan alarm moest slaan. Maar ik denk dat juist het van buiten kennen van mijn plan mij enorm geholpen heeft. Ik had dit keer veel eerder door wat er misgegaan was. En dat is pure winst.

Vandaar dat ik nog vaker een pleidooi ga houden voor parate kennis en dagelijkse gewoontes, te beginnen morgen want dan ga ik het hebben over het ‘O ja, waar hadden we het ook alweer over?’-effect. Dat hangt hier namelijk mee samen en kan vervelende gevolgen hebben.

~~~

Afbeelding van Gerd Altmann via Pixabay

April: een ochtend- en avondeditie

Nu het met mijn bipolaire stoornis weer de goede kant op gaat, moet ik weer op ritme gaan letten. Dat raak ik altijd kwijt tijdens een manische episode. Dat is een reden dat ik veel over gewoontes heb geblogd. Gisteren las ik nog dat het kan helpen er een spelletje van te maken. Dus bedacht ik om in april iedere ochtend hier een aanzet te posten voor een blog. Daar denk ik dan een dag over na en in de avond werk ik het uit. Dit is de eerste aanzet. Vanavond de uitwerking op metzonderbeperking.nl.

Nou lees ik dit terug en zie ik dat ik daarstraks wel een aanzet voor een blogpost heb gegeven maar geen echt inhoudelijke. Misschien morgen dus eindigen met een halve zin, een truc die schrijvers schijnen te gebruiken om het makkelijker te maken de volgende keer weer verder te gaan. Dat zie ik morgen dan wel weer. Ik weet nog niet precies hoe ik dat idee of spelletje vorm ga geven. Maar ik wil het minimaal de hele maand april vol zien te houden.

Op die manier hoop ik dan een gewoonte gekweekt te hebben. Want ik vind bloggen en schrijven boeiend, interessant en leerzaam maar ik moet mezelf vaak wel dwingen het daadwerkelijk te doen. Ik maak wel enigszins onderscheid tussen schrijven en bloggen. Schrijven heeft nu voor mij nu een papieren vorm als doel, daarover ga ik de komende maand en daarna vast nog bloggen. Bloggen is datgene wat ik hier doe, al doe ik het minimaal deze maand dus in de ochtend ook op Mastodon en Twitter.

Op die manier hoop ik ook gewoontes te overschrijven want als ik iets geleerd heb van de vele boeken die ik over gewoontes heb gelezen dan is het wel dat het afleren van een slechte gewoonte lastig is. Je kunt beter nieuwe gewoontes aanleren om daarmee de oude gewoonte te overschrijven. En dat is precies wat ik wil doen. Ik ben heel benieuwd of ik in die dubbele doelstelling ga slagen.

Wat ik waarschijnlijk ook ga doen, is proberen te laten zien wat boeken die ik lees, met mij doen. Ik ga denk ik geen samenvattingen geven van die boeken. Wat mij interessanter lijkt, is te laten zien welke punten mij aanspreken en waarom. Natuurlijk wil ik dan ook laten zien wat ik met die punten doe. Waar ga ik mee aan de slag, hoe doe ik dat, en wat voor effect heeft dat op mij. Op die manier kan ik ook vaker en op latere tijdstippen op boeken terugkomen.

Voor nu tot morgen.

~~~

Afbeelding van KBCH via Pixabay

Presentatie WWME: verhalen

Deze blogpost is deel 16 van 17 in de reeks Over 'Wijzer Werken Met Ervaring'

We hebben het in deze cursus al behoorlijk vaak over verhalen gehad. Toch denk ik dat er meer over te zeggen is. Ten eerste is het denk ik dat het goed is om te bekijken wat voor soort verhalen ik bedoel. Ik kan het hebben over verhalen die het product zijn van creatief schrijven. Op internet is behoorlijk wat te vinden over het nut van het aanboren van je creativiteit en fantasie. Het kan heilzaam werken, is de teneur. Toch wil ik het vandaag niet daarover hebben. Ik wil het hebben over verhalen die onszelf en dus non-fictie als onderwerp hebben.

Grofweg is daarin weer een tweedeling te maken, anekdotisch vertellen/schrijven (over een belangrijk moment uit je leven) of autobiografisch, over je hele leven. In de cursus hebben we het gehad over anekdotes, simpelweg vanwege de tijd die ons ter beschikking stond.

Beide vormen van verhalen kunnen nut hebben, en daar wil ik het vandaag wél over hebben. We hebben gezien dat een goed verhaal empowerend kan werken – naar jezelf en naar anderen omdat het begrip kan kweken – en het kan je helpen bepaalde situaties te verwerken; dat zijn allebei ook functies die verhaaltrainingen binnen de ggz hebben. Die trainingen worden overigens regelmatig door ervaringsdeskundigen gegeven.

Door de jaren heen ben ik ervan overtuigd geraakt dat er meer kan met verhalen. Mensen luisteren graag naar verhalen en mensen vertellen ze graag. Vroeger had je daar religies en bijvoorbeeld de bijbel voor want een geloof is eigenlijk niet veel meer dan een groot uitgevallen verhaal, zonder dat ik daarmee de indruk wil wekken dat religie maar een verhaal is. Ik vind het prachtig als/dat mensen er steun aan hebben.

En hoe leer je iemand kennen? Door elkaar verhalen te vertellen. Het is kortom iets heel natuurlijks en alledaags. Toevallig heb ik er ook nog eens behoorlijk veel over geleerd tijdens mijn studie Cultuurwetenschappen. En ik heb er heel veel aan gehad bij het ontrafelen van mijn bipolaire stoornis. Vandaar dat deze onderzoeksvraag voor mij heel logisch was: hoe kan ik als ervaringsdeskundige verhalen inzetten? Hoe kan ik dat doen om anderen te helpen? Dat zit er uiteraard ook achter.

Jarenlang werd ik keer op keer overvallen door manieën. Ondanks medicijnen, ondanks regelmatig terugkerende gesprekken bij de ggz en een signaleringsplan en meerdere mensen die mij in de gaten hielden. Het bleef om de zoveel tijd misging.

In 2019 bijvoorbeeld. Gelukkig raakte ik snel uit de acute fase door opgehoogde medicatie. Toen begon de zoektocht, langs twee sporen: een dossieronderzoek bij de ggz en voor mezelf had ik het idee dat ergens in al die manieën een overeenkomst of een sleutel te vinden moest zijn die deze ellende kon verklaren. Ik had namelijk het idee dat ik nog verdomd goed wist wat er iedere keer was gebeurd, dat daaruit iets te leren viel. En dus ging ik op zoek.

Ik nam om te beginnen de manie die net afgelopen was onder de loep. Omdat ik inmiddels al jaren sommige dingen dagelijks doe, deed ik dit ook dagelijks. Ik ging de manie bekijken en zette daarbij een journalistieke techniek in. Ik bedacht vragen aan hand van 5W1H (ook wel de Kipling-methode genoemd): Wie, Wat, Waar, Waarom, Wanneer en Hoe? Daar bedacht ik vragen mee:

  • Hoe lang duurde de hele manie, van begin tot einde?
  • Waarom denk ik dat?
  • Wat deed ik?
  • Met wie had ik allemaal te maken?
  • Wat deden zij?
  • Hoe voelde ik me daaronder?
  • Enz, enz.

Met dit soort vragen ging ik dagelijks kort ‘herinneringen ophalen’ over mijn manie van 2019. Ik kreeg langzaam een beeld, dag na dag, en ging naar 2012. En 2006. Enz. Het leverde een aardig idee op van wat er was gebeurd, en stof voor wat later mijn boek zou worden. Met een boek was ik toen overigens totaal nog niet bezig. Een half jaar later, in 2020 had ik mijn eureka moment. Er deed zich iets voor wat ik herkende uit het patroon dat ik eerder had blootgelegd. Het bleek het beginpunt van al mijn manieën te zijn.

Daarmee had ik eindelijk beet en en heb ik nu bijna drie jaar mijn stoornis onder controle. Ik heb het nu in de hand en weet waar ik op moet letten. Dankzij dagelijks ingezette verhaaltechnieken.

En ik had hierdoor dus ook stof voor mijn boek, want een tijdje later wilde ik dat wel schrijven. Het eerste jaar durfde ik niet te schrijven wat ik wilde, maar gelukkig had ik goede proeflezers en begon ik dus opnieuw. Ik kende daarvoor twee structuren, de spookjesstructuur van 31 stappen van Vladimir Propp en de Heldenreis van Jospeh Campbell in 17 stappen. Zo komen in het kort allebei hierop neer:

Een held gaat op reis en dat kan symbolisch, bijvoorbeeld door de woeste wereld van de manieën, zijn. Hij of zij heeft een queeste (onder controle brengen van manieën) en ontmoet medestanders (huisgenoten/vrienden/behandelaars/ervaringsdeskundigen) maar ook tegenstanders (mensen die iets doen wat triggert) en obstakels (een manie). Beide maken het de held lastig, maar die is niet voor één gat gevangen. Uiteindelijk behaalt de held de overwinning.

Dit patroon is erg bekend, leest makkelijk en schrijft dat ook omdat de voorbeelden voor het oprapen liggen, ook door de 5W1H-techniek. Tegenstanders had ik weliswaar niet, maar het schreef lekker. En ’tegenstanders’ zijn vaak mensen die iets doen waar jij last van hebt, totaal onbedoeld, maar toch. Door actief naar tegenstanders op zoek te gaan, help je je verhaal. Vergeet in dat verhaal je overwinningen niet. In een boek overwint een held meestal ook meer tegenslagen. Zo werkt het immers ook in het echte leven. Een verhaal zonder tegenslagen schrijft en leest niet.

Drie technieken voor verhalen dus. En mij brachten ze meer.

~~~

Afbeelding van StartupStockPhotos via Pixabay

Wanneer uitstellen nuttig kan zijn

De afgelopen dagen beschreef ik dat ik uitstelgedrag wil vermijden om ervoor te zorgen dat ik dingen die ik interessant, nuttig en plezierig vind, juist wel doe. Ik beschreef de strategie van het schrikbeeld om daarmee nutteloos ronddwalen op YouTube of voor de tv te voorkomen. Dat soort gedrag is op korte termijn heel verleidelijk, maar op lange termijn ga ik er altijd stevig van balen. Mijn schrikbeeld is daarvan een beeldende weergave die hopelijk het uitstelgedrag geneest. Tot nu toe gaat het nog niet zo slecht, maar een paar dagen zegt natuurlijk nog niet zo veel. Vandaar dat ik het minstens tot eind oktober in de gaten wil blijven houden.

Er zijn ook situaties waarin uitstelgedrag juist nuttig is. Daar wil het vandaag over hebben. Het bekende ‘Bezint eer gij begint’ is waarschijnlijk het bekendste voorbeeld van nuttig uitstelgedrag. Het kan handig om voor je ergens aan begint rustig na te denken over hoe je het wilt aanpakken. Wat mij betreft valt dit niet echt onder uitstelgedrag maar is het eerder het voorbereiden van het werk dat gedaan moet worden. Er is wel een valkuil: zorg dat je daadwerkelijk nadenkt over, onderzoek doet naar datgene waarmee je bezig bent/moet zijn. Anders is het gewoon uitstelgedrag. Als ik mezelf daarop betrap, weet ik dat zo snel mogelijk echt aan de slag moet; hetzij met nadenkende voorbereiden; hetzij met spijkers met koppen.

Een tweede nuttige vorm van uitstelgedrag is even pauzeren als je ergens niet uitkomt. Dan heb je al flinke tijd over nagedacht, aan gewerkt maar toch kom je er niet uit. Neem dan een pauze, ga heel wat anders doen en het kan zomaar zijn dat de oplossing je dan na een tijdje ineens te binnen schiet. Eerst heb je je zogeheten gefocuste brein aan het werk gezet. Dat is goed in het oplossen van allerlei problemen, maar soms heeft het gefocuste brein hulp nodig van het dwaalbrein. Dan ben je met heel iets anders bezig maar denkt je dwaalbrein na over het probleem van het gefocuste. Het grote verschil is dat het dwaalbrein veel associatiever nadenkt, minder de patronen volgt en vrijer met het probleem omgaat dan het gefocuste. Het geheim van de douche, zeg maar.

De derde situatie waarin uitstellen nuttig kan zijn heeft met vervelende (of slechte) gewoontes te maken. Je zit op de bank en je hebt ineens zin in een zak chips. Dan kun je natuurlijk meteen aan die neiging toegeven en daar de voorraadkast toelopen. Maar je kunt je bezoekje aan de voorraadkast ook even uitstellen. Het kan zomaar zijn dat daarmee de trek in chips ook verdwijnt. Dan is wachten dus gezonder. Een zelfde verhaal geldt voor je smartphone. Je kunt op ieder bliepje reageren om te kijken wat er nu weer aan de hand is. Zelf word ik daar soms zenuwachtig van en daarom heb mezelf de reflex richting broekzak afgeleerd. In mijn vrije tijd heb ik mijn telefoon vaak niet op zak. Ik vind het prettig om niet steeds te worden gestoord als ik ergens mee bezig ben. Wegleggen kan maar negeren lukt soms ook prima.

~~~

Afbeelding van Pexels via Pixabay

Nog een keer over het schrikbeeld dat kan helpen tegen uitstelgedrag

Gisteren schreef ik over de gelijkenis die mij opgevallen was tussen mijn vroegere reacties op langdurige ergernissen en aanhoudende slechte gewoontes als uitstelgedrag. Misschien gaat het wel om oerreacties: vechten (dat deed ik tegen mijn ergernissen) of vluchten (dat doe ik bij uitstelgedrag). Allebei op termijn niet de meest gezonde of handige reactie.

Maar hoe werkt dat dan?

Een oerreactie is evolutionair gezien een heel oude reactie. Net als gewoontes. Die worden aangestuurd vanuit de oudste kern van de hersenen, vanuit de amygdala. Een andere oude kern in de hersenen is de insulaire cortex, zo las ik in Leren als een pro van Barbara Oakley en Olav Schewe. De insulaire cortex registreert pijn. En ongelukkig genoeg komt die insulaire cortex in actie als je ergens aan wilt beginnen wat je niet helemaal ziet zitten. Zeker als het nog geen gewoonte is, kan het immers pijn doen. Aan een gewoonte zijn hersenen gewend. Die doen geen pijn meer. Vandaar uitstelgedrag. Je vermijdt pijn. Maar ja, ja weet dat je iets gedaan moet krijgen. Lummelen is even leuk, maar uiteindelijk zet het geen zoden aan de dijk.

En daar kwam mijn schrikbeeld om de hoek kijken

Ik wilde een patroon doorbreken. Volgens Charles Duhigg (Macht der gewoonte) bestaat een gewoonte uit vier onderdelen: een signaal, een routine, een beloning en een geloof. Duhigg stelt dat de crux bij het doorbreken van een slechte gewoonte bestaat uit het vinden van nieuwe routine terwijl het signaal en de beloning hetzelfde blijven. (Geloof speelt op zich niet zo’n rol, alleen maakt een sterk religieus of groepsgebonden (Anonieme Alcoholisten) geloof de kans op volhouden groter.) Ik vind dat een interessante gedachte en vroeg me af hoe dat werkt bij mijn uitstelgedrag.

Ik wil gaan vertalen. Signaal: au (insulaire cortex) Routine: niet beginnen, tv-kijken, doelloos internetten. Beloning (relaxt gevoel)

Maar volgens Oakley & Schewe duurt dat signaal uit de insulaire cortex maar kort, als je tóch begint. Wat gebeurt er dus als ik wel begin met vertalen? Al snel zit ik in mijn vertaalroutine en voel ik me veel prettiger dan wanneer ik toegegeven had aan dat pijngevoel. Mijn beloning is daarmee eigenlijk nog veel groter dan bij uitstelgedrag. En mijn uiteindelijke beloning wordt nog groter, want ik krijg werk gedaan. Dat was wat ik gisteren duidelijk wilde maken.

Het gaat om het doorbreken van het gewoontepatroon

Een gewoonte is een soort automatisme maar net als zo veel automatische reacties zijn ze toch te doorbreken. En daar gaat het om. Ik heb gemerkt dat het moment dat je in een routine schiet, een zwak punt is. Je moet er dingen voor doen en daardoor is er een moment van reflectie, een punt waarop je toch in een andere richting kunt gaan. En precies daar kan mijn schrikbeeld van gisteren helpen. Als extra waarschuwing, en hoe duidelijker die waarschuwing, des te prominenter die in je hoofd zit. En dat zorgt er hopelijk voor dat dit beeld bij een beslissing meegenomen wordt. Zodat je een patroon kunt doorbreken en een andere routine kunt kiezen. Dat moment van reflectie kun je overigens ook gebruiken om na te denken over waarom je op dat moment uit wilt stellen. Er kan best een goede reden voor zijn. En dan bedoeling niet dat er nog tijd genoeg is, maar iets anders kan belangrijker zijn. Maar daar zie je dan weer tegenop.

Er valt nog meer te zeggen. En daar begin ik morgen mee want er is nog een vorm van uitstelgedrag die wél gezond is.

#WOT weglopen

Een #WOT naar aanleiding van politieke actualiteit: weglopen. Maar ik blog alleen over mijn eigen actualiteit, al is die dan soms ook wat langer geleden. Verwacht van mij dus geen bespiegelingen over recente acties in Den Haag. Daar ben ik al een hele tijd niet meer geweest, namelijk. Al zijn de Koninklijke Bibliotheek en het Letterkundig Museum zeker geen locaties waar ik voor wegloop als ik in de buurt ben. Sterker nog, ik ging er weleens speciaal naar toe.

Mijn weglopen heeft te maken met uitstelgedrag. Weglopen voor het maken van een begin en dan afmaken. Maar vaak moet ik daar meermaals een begin voor maken omdat de taak te groot is om in één keer te kunnen voltooien. Dus begint het uitstellen weer. Misschien is het ook wel de reden dat ik deze #WOT, die toch echt voor donderdag is bedoeld, pas op vrijdag beantwoord. Maar ik zat er gisteren al wat over te filosoferen naar aanleiding van tweets over deze #WOT.

En daarbij viel me ineens een gelijkenis op tussen uitstellen en de ergernissen die bij in het verleden het startpunt konden worden van een manie. Ik wist wel dat ik me ergerde maar zag nooit een verband met mijn manieën. Nu zie ik dat gelukkig wel. Ik zie dat als ik me aan iets of iemand erger, en ik ga mee in die ergernis, dan kan er een probleem ontstaan. Zeker als die ergernis aanhoudt en ik er zinloos tegen blijf vechten. Dan loop ik een groot risico dat het eindigt in een manie.

Was het overigens maar waar dat het eindigde bij een manie. Nee, het eindigt bij het net-nietland en dat is zo’n ellende. Dat heb ik na elke manie opnieuw mee mogen maken. Dat wil ik echt nooit maar dan ook nooit meer maken. En dat motiveert enorm. Wat het net-nietland dan zo gruwelijk maakt, kun je binnenkort in mijn boek lezen.

Schrikbeeld

Voor nu volstaat het om te zien dat het voor mij een schrikbeeld is. Het is een veelkoppig monster en ik zie het al meteen voor me zodra ik me erger. En al die ellende is het me dan meteen niet waard. Dat maakt het omgaan met ergernissen betrekkelijk eenvoudig. Natuurlijk moet ik soms inhoudelijk nog iets doen met een ergernis, maar ik ga niet de strijd aan. Zo krachtig is dat schrikbeeld.

En dat schrikbeeld, zo realiseerde ik me gisteravond, kan ik misschien ook inzetten tegen uitstelgedrag. Immers, wat doet uitstelgedrag? Ik voel me even lekker, want ik kies de makkelijke weg, maar uiteindelijk maak ik het mezelf moeilijker. Ik heb minder tijd voor dingen die ik belangrijk vind, ik moet me altijd haasten, doordat dingen haastwerk zijn, zal ik nooit weten of ik er voldoende aandacht aan heb besteed. Met andere woorden: de vraag of het niet beter had gekund, blijft knagen. Sommige dingen stel ik zelfs helemaal af in plaats van alleen maar uit. Hoe vaak ik aan het einde dag wel niet heb gedacht: wéér niet gelezen, wéér niet geblogd.

Dat voelt helemaal niet goed, sterker nog, het voelt ronduit ellendig aan. Om het nog erger te maken: soms denk ik wel eens: ik stel alles maar uit: wat ben ik dan nog waard? Ben ik het dan wel waard dat ik ergens hulp bij vraag? (Want ik stel meewerken aan de oplossing toch uit?) Ben ik met al mijn uitstellen eigenlijk niet gewoon een bedrieger? (En als bedrieger heb ik toch zeker geen recht op hulp van mensen die wél hard werken.)

Dat soort gedachten dus. En natuurlijk, rationeel weet ik ook wel dat ze nergens op slaan. De gevolgtrekkingen in ieder geval. Het uitstellen klopt wel. En gisteren besefte ik dat als een schrikbeeld tegen manieën werkt, het ook weleens kon werken tegen uitstelgedrag. Want volgens mij heb ik hier toch een aardig schrikbeeld geschetst van de gevolgen van uitstelgedrag.

Als ik dat nu kon vangen en ervoor kon zorgen dat het iedere keer dat ik iets uit dreig te stellen, boven komt drijven, dan heb volgens mij een krachtig wapen tegen uitstelgedrag zijn.

En natuurlijk moet ik dan evengoed to do’s plannen en moet je agenda moet volgens Rick Pastoor (van Grip) heilig zijn. Maar het begint bij niet uitstellen. Tegen mijn manieën werkt het schrikbeeld als wapen prima, dus het lijkt me interessant om te kijken of het ook tegen uitstelgedrag werkt. Ik kom erop terug.

~~~

Afbeelding van Gerd Altmann via Pixabay