Een herinnering met perspectief

Biggles en zijn basis

Het begon allemaal met mijn depressie in 1999. Toen die in de zomer dankzij medicijnen en gesprekken eindelijk voorbij was, was ik ervan overtuigd dat ik het komende schooljaar wel mijn vwo-diploma zou halen. Het was immers de depressie die ervoor had gezorgd dat ik het een aantal maanden eerder niet slaagde.

Misschien omdat ik me zo zeker voelde, wilde ik vooral leuke dingen doen. En wat is er nou mooier dan Biggles-boeken lezen? Gelukkig bestond er een vereniging (en die bestaat nog steeds) waar ik de deeltjes kon bestellen die ik niet in mijn verzameling had. Toevallig kon ik ook een paar boeken bestellen die nog niet in het Nederlands waren vertaald.

Lang verhaal kort: op 16 juni 2001 verscheen Biggles en zijn basis. Dat was de vertaling die ik samen met de in 2005 veel te jong gestorven Marvel M. Wagenaar-Wilm, voorzitter van de International Biggles Association, maakte.

Het was een prachtige dag en de hele opmaat ernaartoe zal ik ook nooit vergeten. Maar dat komt misschien nog wel een keer aan bod, ik beschreef het een tijdje terug al voor Biggles NewsMagazine. De reden dat ik er vandaag aan moet denken is omdat ik me rondom de publicatie van die vertaling zo prettig voelde. Vanaf het moment dat ik begon tot de presentatie en daarna voelde ik me heerlijk. Net zo prettig als tijdens het schrijven van mijn boek in wording over mijn bipolaire stoornis, realiseerde me vandaag al terugdenkend.

En dat biedt hoop

Omdat ik de voorbije twintig plus jaar zo vaak met mijn bipolaire stoornis te maken heb gehad, ontstaat het risico dat ik pessimistisch word. Waar doe ik het allemaal voor? Ik word toch weer ziek. Van dat gevoel heb ik regelmatig last gehad in het verleden en ik moet bekennen dat het me dit keer ook weer af en toe bekruipt.

Daarom ben ik nu zo opgelucht door die herinnering aan de boekpresentatie twintig jaar geleden. Juist omdat ik me én realiseer dat het gevoel lijkt op wat ik nu voelde met mijn boek én dat het toen wel goed met me ging en bleef gaan. Dat betekent dat ik dus niet per se ziek hoef te worden als ik het me goed voel.

Dat geeft hoop: als ik het analyseer waren twintig jaar geleden twee componenten voor mijn manieën afwezig: slaapgebrek en ergernis. Een van die twee kan overigens al voldoende zijn. Het belangrijkste voor nu is dus dat ik me goed kan voelen zonder dat die beide signalen hoeven volgen. Dat is dus niet hoef denken: laat ik maar niet proberen me al te goed te voelen, want dan volgt weer een manie.

Die angst is niet nodig, dus ik pak mijn leuke bezigheden weer op.

Geen anderhalf jaar geduld – ontsnappen uit het Net-niet-land

Zo kreeg ik dus eind maart, begin april toch weer te maken met het onderwerp waarmee ik definitief hoopte af te rekenen door er een boek over te schrijven. Ik werd toch weer manisch. Gewoon om gek van te worden. Kom ik er dan nooit vanaf? Ik wil hier niet pessimistisch zijn want er zijn zegeningen te tellen: ik signaleerde, was er snel bij en kon door de medicatie op te hogen erger voorkomen.

Nog een zegening is dat ik normaal kon blijven functioneren. Dat is weleens anders geweest. Nu werd het gelukkig geen manie maar bleef het bij een hypomanie. Daarvoor was echter wel twee keer ingrijpen met extra medicatie noodzakelijk. Ooit zei een psychiater tegen mij dat als ik me drie dagen anders voelde dan anders, dat ik dan het ondersteunende medicijn met 5 mg kon verhogen naar 10.

Nu merkte ik eind maart inderdaad dat ik me drie dagen anders voelde dus ik besloot het ondersteunende medicijn op te hogen naar tien (in overleg met mijn behandelaar). Echter, sinds een paar jaar neem ik standaard 7,5 mg van dat medicijn. Dus ik hoogde slechts met 2,5 mg op. De ingreep was dus niet heel erg fors en deed daarom ook niet helemaal wat ik had gehoopt; mijn slaap herstelde niet voldoende.

Vandaar dat mijn behandelaar besloot nogmaals met 2,5 mg te verhogen. Dat hielp al de eerste nacht en sindsdien heb ik het gevoel dat ik weer beter ben.

Toch is dat niet het hele verhaal

Misschien kan ik beter zeggen dat ik het gevoel had dat ik het risico op een manie had afgewend. Want ik voelde me niet beter. De eerste paar weken gingen nog wel omdat ik nog voortdreef op de (hypo)manische gevoelens. Daarna begonnen de medicijnen echt toe te slaan. Het remt de manie en dat betekent vooral dat het een deuk slaat in het enthousiasme waarmee ik tijdens een hypomanie dingen doe. Van ergens erg enthousiast over zijn, wordt het lange tanden werk.

Nou ken ik dat fenomeen dusdanig goed dat ik het in mijn boek het Net-niet-land heb genoemd. Er staat ook dat ik er anderhalf jaar last van kan hebben. Dat wil ik nu graag voorkomen. En de sleutel daarvoor is denk ik bezig blijven. Met dingen die moeten maar vooral ook met dingen die leuk zijn. Dan komt dat goede gevoel vanzelf langzaam terug. Maar ik merk nu al een tijd dat het lastig is om dingen te gaan doen zonder enthousiasme. Dat enthousiasme zorgt er namelijk voorafgaand aan een manie voor dat ik in sommige dingen heel veel zin zin en ik er dus nooit toe hoeft te zetten om ze te doen. Neem mijn boek in wording bijvoorbeeld: het schreef zich bijna vanzelf.

Tot het misging en nu ik moet herschrijven heb ik daar veel meer moeite mee. Het moeilijke is niet het herschrijven, of het vertalen, Biggles, het lezen, het leren maar het beginnen met herschrijven, met het vertalen, beginnen met Biggles, beginnen met het het lezen, beginnen met het leren, enzovoorts. Het beginnen is het probleem. Omdat de zin om te beginnen na een manische episode gewoon verdwenen lijkt te zijn.

Gelukkig heb ik mij de afgelopen jaren niet voor niets in gewoontes verdiept (wandelen is het enige wat zich aan deze algehele malaise onttrekt, maar dat is dan ook wel zo’n diep verankerde gewoonte). En dus heb ik aan de minimale versie van gewoontes gedacht.

Dus vanaf morgen minimaal 2 minuten per dag:

  • herschrijven
  • Biggles
  • vertalen
  • lezen
  • leren

Dan ben ik heel benieuwd hoe ik me over een week voel.

~~~

Afbeelding van Gerd Altmann via Pixabay