Tot en met dag 100 gaat grotendeels offline verder – Dag 11 van 100

Toen ik twee weken geleden op het idee kwam om me honderd dagen iedere dag na te denken over een probleem waar ik mee worstel, was ik vooral van plan dat offline te doen. Door de #blogpraat chat van vorige week maandag leek het me aardig om het honderd dagen online te doen.

Welnu, we zijn anderhalve week verder en ik merk dat het niet goed voelt om er online te veel aandacht aan te besteden. Offline ben ik er wel iedere dag mee bezig en ik heb echt het idee dat ik stappen zet, dat ik verder kom. Maar alles online gooien voelt niet prettig. En dan kan ik wel andere onderwerpen bespreken maar ik denk dat ook het dagelijkse in het geval van bloggen voor mij niet prettig aanvoelt. En ik blog natuurlijk wel voor mijn plezier.

Dus zal de frequentie omlaag gaan. Mijn zelfonderzoek van honderd dagen gaat offline gewoon verder en af en toe ga ik er misschien iets over vertellen. Net als in die afvalprogramma’s die ik af en toe met zappen tegen kom. Die volgen mensen 365 dagen maar gaan in de uitzending ook van dag 64 naar dag 82. Dat kan ik natuurlijk ook.

Andere onderwerpen die vermoedelijk aan de andere orde komen zijn html/css en responsive design, de onvermijdelijke Biggles en hopelijk blijf ik andere onderwerpen vinden waarover ik mezelf kan verwonderen.

Want ik vind bloggen weer heerlijk nu ik de slag te pakken heb en ik ga dus ik gaan gewoon door, alleen wil ik mezelf geen dagelijkse verplichting opleggen, al kan het best zijn dan ik nog eens een week of langer achter elkaar volhoud. Je weet maar nooit.

Bron afbeelding: Pixabay.

Baalavond en thema’s – Dag 8 van 100

Nou, dat viel uiteindelijk mee met die baalavond. Toch nog een hoofdstuk gelezen uit Zo schrijf je een goed managementboek van Geerhard Bolte. Interessant. En BNM 166 uitgelezen. BNM = Biggles News Magazine. Verder lukte er weinig, al had ik wel een fijne werkdag en dat is natuurlijk ook niet onbelangrijk.

Verder heb ik mij gerealiseerd dat wat ik gisteren schreef over dagelijks ritme natuurlijk ook geldt voor deze 100 dagen. Vandaar dat ik besloten heb ten minste vier thema’s te introduceren.

  1. Een terug- en vooruitblik op de vorige en nieuwe week. Iedere maandagochtend want dan ben ik vrij. Wat heb ik vorige week geleerd, wat neem ik mee de nieuwe week in.
  2. Boekrecensies. Ik lees afwisselend fictie en non-fictie en ga daarover op een willekeurige dag verslag van doen.
  3. HTML/CSS Wat heb geleerd en wat kan ik laten zien?
  4. Hoe gaat het met Mossyface, de vertaling waar ik aan werk?

Vier thema’s dus nog drie dagen vrij in te vullen. Dat gaat me enerzijds hopelijk wat houvast geven en anderzijds interessante blogs opleveren.

Iedere dag een beetje – Dag 7 van 100

Vandaag merkte ik dat ik al een week niets meer had gedaan aan de vertaling van Mossyface. En aan HTML/CSS leren nog minder.

Drie jaar geleden heb ik me omgeschoold tot web developer. Dat ging prima; alleen de stage na afloop die had moeten uitmonden in een nieuwe baan eindigde in een teleurstelling omdat ik niet goed genoeg was voor een baan. Helaas maar al snel vond ik mijn huidige baan. Alleen ben ik nu webmaster en hoef ik niet te programmeren. Dat houdt dus in dat ik er tot twee weken geleden amper meer iets mee had gedaan, terwijl ik er tijdens mijn opleiding dagelijks mee bezig was. En ik mis het soms wel.

Tijdens de afwikkeling van mijn stage gaven mijn niet toekomstige werkgevers aan dat ik te weinig kennis van PHP/MySQL en Objectgeoriënteerd Programmeren had. Wat ik volgens hen wel zou kunnen was front end development, HTML en CSS, waarbij ik moest zorgen voor een goede beheersing van responsive design – met grids of flex boxes -en CSS variabelen. Omdat mijn opleiding maar acht maanden deeltijd was, waren al die onderwerpen, net als Bootstrap, niet aan bod gekomen. Maar die kennis werd wel van me verwacht.

Al met al was het een grote teleurstelling en ik deed nauwelijks nog iets met wat ik had geleerd, laat staan dat ik nog iets nieuws bijleerde. Maar twee weken geleden realiseerde ik me dat het zonde zou zijn als ik alles wat ik geleerd had zou laten versloffen. Ik begon aan FreeCodeCamp. Dat had ik al eens eerder kort geprobeerd en beviel me wel. Vorige week deed ik weer helemaal niets.

Aangezien het bloggen en het wandelen wel prima ging, viel het kwartje: iedere dag (een beetje). Dan doe ik iets en krijg ik dingen af; anders is het voor mij een stuk lastiger. Dus we zullen zien hoe het met met Mossyface en FreeCodeCamp vergaat.

Bron afbeelding: Pixabay.

Musea met andere ogen – Dag 6 van 100

Door Jazz in Duketown was het vandaag iets drukker.

Je zou het misschien niet verwachten van iemand die een universitaire bachelor en master Algemene Cultuurwetenschappen afgerond heeft, maar toch kijk ik met een andere blik naar musea sinds ik met mijn medebestuursleden de tentoonstelling ‘Biggles en de Keizer’ in Huis Doorn mocht inrichten.

Hoe bijzonder die ervaring was, bleek vanmiddag maar weer eens in Den Bosch, in het Noord-Brabants Museum en het Design Museum, dat daar nog niet zo lang zit. Over de tentoonstellingen die indruk op me maakten, kom ik een een latere blogpost nog wel te spreken. Maar het gekke was dat ik niet alleen van de tentoonstellingen genoot, maar ook het gevoel had als een halve curator rond te lopen.

Een verhaal vertellen

Normaal bekijk ik de individuele kunstwerken die te zien zijn, probeer ik een beetje te onthouden over de kunstenaars, maar merk ik achteraf dat er weinig blijft hangen. Ja, misschien kon ik me een week of wat later nog een paar schilderijen of voorwerpen herinneren. Ik denk dat dat vandaag anders gaat zijn.

Dat komt denk ik omdat ik me door ‘Doorn’ nog meer ben gaan realiseren dat musea verhalen willen vertellen. En daardoor had ik het gevoel met een heel andere blik rond te kijken. Nee, ik heb nog steeds geen tentoonstellingscatalogi gekocht, maar ik weet vrijwel zeker dat ik me verder ga verdiepen in de exposanten. Juist omdat ik nu niet naar losse schilderijen en objecten keek maar naar de samenhang die het museum heeft willen aanbrengen. Daarop kom ik volgende week voor deze tentoonstellingen nog terug.

Biggles in Huis Doorn

Het lijkt me namelijk leuk om eens te beschrijven hoe de inrichting van de tentoonstelling ‘Biggles en Keizer’ in zijn werk ging. Het begon er allemaal mee dat Jan de Haas, ons hoofd evenementen na zijn pensioen vrijwilligerswerk ging doen bij Huis Doorn. Er lag toch wel een connectie met Biggles dus Jan hield zijn ogen en oren open en polste regelmatig bij het museum. Biggles heeft toch wel enige naam en uiteindelijk kwam de ruimte voor gasttentoonstelling tijdelijk leeg te staan.

Zouden wij? – Ja, dat mocht

Maar dan kom je er dus achter dat een tentoonstelling inrichten nog niet zo makkelijk is. Gelukkig had een enkeling van ons nog ervaring uit de tijd van de Biggles in Holland tentoonstelling uit 1993. Maar goed, we wisten hoeveel vitrines we mochten vullen en dat we een groot televisiescherm hadden.

Dan ga je dus kijken welk verhaal je wilt vertellen, hoe ga je de vitrines vullen. Via een lid van onze vereniging kregen we de beschikking over modelvliegtuigjes, zowel Britse als Duitse, dus die konden altijd. Verder hadden we natuurlijk heel veel boeken van Johns uit die tijd. Die konden ook.

Er bleek ook wat documentatie te zijn over Der rote Baron en over 55 Squadron waar Johns zelf diende tijdens de Eerste Wereldoorlog. En natuurlijk kwamen de uitgaven van onszelf ook aan bod. Het was leuk om mijn eigen werk en naam in het museum te zien.

Zelf had ik een videopresentatie met Johns als publieke intellectueel tijdens de jaren dertig. Voor wat een publieke intellectueel is, zie volgende week. Heeft iets met mijn studie te maken.

Al met al een leuke ervaring die mijn kijk op musea veranderd heeft.

Bron afbeelding: Wikipedia.

Een optimist met af en toe een terugval – Dag 5 van 100

Over het algemeen ben ik smiley nummer 2.

Vandaag kom ik nog even terug op Existentiële twijfel van dag 2. De opmerking die Niek daaronder plaatste zette me aan het denken. Datgene waarop zij reageert, heb ik niet helemaal juist geformuleerd.

Wat als

Het gaat om het stukje ‘Wat als’. Ik beschreef dat ‘wat als’-scenario’s makkelijk opdoemen na afloop van een manie. Dat klopt niet; ze doemen al eerder op, tijdens de manie. Sterker nog, ik herken een manie aan een ‘wat als’-scenario. Heb ik daar last van, of zelfs van meerdere van dergelijke scenario’s, dan kon er wel eens iets aan de hand zijn. Dan moet ik alert worden en grijp ik in waardoor ik met een paar dagen van de echte manie af ben, hoewel het ‘wat als’ nog een week of wat kan blijven hangen.

‘Wat als’ komt dus al tijdens de (hypo)manie naar boven. In de vorm van boosheid op dingen uit het verleden. Normaal heb ik daar juist helemaal geen last van en daar ben ik blij mee.

Het is wat het is

Eigenlijk heb ik zelden of nooit last van boosheid om hoe dingen gelopen zijn. Ik ben niet boos vanwege mijn lichamelijke handicap, niet op mijn slechtere gehoor, niet terneergeslagen door de bipolaire stoornis waar ik af en toe hinder van heb. Eigenlijk ook nooit last van gehad ook. En daar ben ik heel blij want het heeft me dus ook weinig verdriet gedaan.

Natuurlijk, er zijn af en toe van die momenten, maar die spelen zich vooral af tijdens manieën. Verder gebeurt het me eigenlijk nooit dat ik me afvraag waarom mij dit allemaal moet overkomen. Het is wat het is en daar doe ik het zo goed mogelijk mee.

Wel leren van het verleden

Dat ik het ermee doe, wil niet zeggen dat ik alles wat me overkomt voor lief neem. Ik probeer wel van het verleden te leren. Voor de manie die net achter de rug is, wil dat zeggen dat ik binnenkort met mijn behandelaar om tafel ga zitten om te kijken wat er in aanloop naar die manie is gebeurd en hoe ik mij daarbij voelde. Ik ga met haar mijn signaleringsplan weer actualiseren zodat dingen die nieuw waren – vooral slapeloosheid en niet snel genoeg contact opnemen met de ggz en daardoor te lang wachten met het ophogen van de medicatie – mij in de toekomst niet meer verrassen.

Zo wil ik blijven leren, wat ook de reden is dat ik er ondanks het mogelijk stigmatiserende toch over blog. Uitleggen scherpt het denken. En het lucht op omdat het mij steeds duidelijker wordt dat ik niet in mijn eentje manisch ben. Anderen zien problemen misschien eerder dan ikzelf. Daarom mijn tip: als je samen met de ggz symptomen die op een manie of depressie kunnen duiden in kaart brengt, zorg er dan altijd voor dat er nog een derde persoon meer bij betrokken is. Iemand die jou goed kent en dus snel kan signaleren. Wat daarbij ook van groot belang is, is dat deze derde persoon – het mogen uiteraard ook personen zijn – goed contact heeft met de ggz en dat de signalen voor een manie of depressie die hij of zij waarneemt door jou en de ggz serieus genomen worden.

Binnenkort dus weer aan tafel, maar ik heb er alle vertrouwen dat ik weer voldoende heb bijgeleerd om misschien wel voorgoed van mijn bipolaire stoornis af te zijn. Vertrouwen in elkaar, signaleringsplan en medicatie. Dat geeft deze optimist hoop.

Bron afbeelding: Pixabay.

Op met de wekker – dag 4 van 100

Ik heb ambitieuze plannen voor deze 100 dagen. Mezelf opnieuw uitvinden hoeft nu ook weer niet maar ik wil wel dingen in kaart brengen die me dwars zitten en vervolgens op zoek gaan naar oplossingen daarvoor. Als die te vinden zijn.

Niet alles is immers oplosbaar. Een van de voor- of nadelen van al die beperkingen die ik heb, is dat ik nogal vaak onderzocht of getest ben. Wat eigenlijk altijd naar voren kwam was dat ik een trager werktempo heb dan verwacht mocht worden gezien mijn leeftijd en opleidingsniveau. Allerlei oorzaken zoals vertraagde informatieverwerking zijn genoemd. Mijn slechtere gehoor waardoor ik soms langer moet nadenken voor ik iets versta. Tijd die er niet altijd is. Mijn werktempo is dus trager maar het leek mij een aardig plan om eens te kijken of en, zo ja, hoe ik dat via efficiënter werken kan compenseren.

De wekker doet zinloos dienst

Vier jaar geleden volgde ik een reeks blogs van Peter Pellenaars om dagelijkse gewoontes aan te leren aan de hand van een boek van Leo Babauta. Zelf schreef een reeks blogs over het tweede deel van dat boek, het afleren van slechte gewoontes. Het boek was goed en via beide blogreeksen lukte het mij om mijn leven in de gewenste richting aan te passen.

Ik had als voorbeeld slechte gewoonte gekozen voor ’s morgens lang in bed blijven liggen. Laat ik van die gewoonte de afgelopen tijd weer flink last gehad hebben. Dat had ermee te maken dat naast de verhoogde medicatie slapen eigenlijk de beste remedie is tegen een manie. Minimaal acht uur slaap per nacht, zei de psychiater. Ik zorgde ervoor dat het het er meer werden. Al zaten er elke dag 1,5 tot 2 uur in bed dutten bij. Ik vond de snooze knop regelmatig. Het hielp wel want ik werd aanzienlijk rustiger. Nu ik echter weer hele dagen werk, zij het nog maar twee in plaats van vier merk ik dat ik op dagen dat ik niet werk nog steeds moeite heb met opstaan met de wekker.

Uit het boek via Babauta leerde ik dat je stoppen met een slechte gewoonte ongeveer 3 tot 7 dagen eerder aan moest kondigen. Dat wil dus zeggen dat ik vanaf maandag 10 juni, Tweede Pinksterdag, voortaan met de eerste wekker opsta.

Waarom ik dit ook in mijn vrije tijd wil? Mijn tragere werktempo zorgt ervoor dat toch al meer tijd kwijt ben dan me lief is, maar ik wil ook eindelijk de vertaling van Mossyface afronden, nog uitzoeken wat ik wil met front end web development en daar ook weer in verder leren. Vooral responsive design. Daarnaast the golden circle – Start with Why en Find your Why – van Simon Sinek bestuderen. Lezen. En ik wil blijven bloggen.

Betere tijdsbesteding lijkt me dus handig. Vanaf maandag 10 juni dus.

Bron afbeelding: Pixabay.

Wie vertaalt die blijft, wie blogt die blijft of toch wie schrijft die blijft? Dag 3 van 100

Mijn vertalingen en veel van mijn blogposts hebben één ding gemeen. Het gaat voor mij een stuk makkelijker als ik het idee heb dat ik er mensen mee kan helpen. Klinkt misschien pompeus maar zo bedoel ik het niet. Laat ik het uitleggen.

Op het gymnasium hoorden wij als leerlingen dat wij met onze achtergrond later met taal alles konden doen wat we wilden. En ik heb gisteren al uitgelegd dat vertalen mij dus wel iets leek. Omdat er toevallig een aantal Biggles-boeken nog niet vertaald waren; ik ze kon aanschaffen en ik ook nog eens in Marvel Wagenaar een perfecte partner in crime vond. Zij was minstens net zo enthousiast als ik, kende een uitgever en zorgde dat het plan zijn wings kon halen.

En het begon allemaal met het simpele idee, behalve dat het me leuk leek, dat ik er mensen mee kon helpen die het Engels niet machtig (genoeg) waren of die de oorspronkelijke boeken niet aan konden schaffen.

Dat was bijna twintig jaar geleden. Flash forward naar 2012. Ik werkte bij Reëlle Communicatie. Er werkte allemaal mensen met een beperking en er was ook een groep columnisten met een beperking. In april mocht ik ook iets schrijven. Ik kan niet linken, zo te zien zijn de columns verwijderd. Maar behalve dat ik ontzettend prettig vond om het te schrijven, had ik ook het idee dat ik er mensen mee kon helpen. Iets kon uitleggen waar ze anders naar bepaalde dingen gingen kijken.

Dat merkte ik ook toen ik een paar maanden later Jacob Jan Voerman ontmoette op een bijeenkomst voor werkende slechthorenden. Hij bleek ook een prachtig blog te hebben en juist aan de reacties merkte ik dat zijn blog werkte; hij gaf zijn lezers op een schitterende wijze inzicht in zijn leven als slechthorende. Voor mij wederom een inspiratiebron, nog steeds, ook als Emma Voerman.

En nu door naar 2018/2019. Vorige zomer en de afgelopen maanden zijn turbulent geweest. Ik leer hopelijk weer bij en speel met het idee om wat ik leer op papier te zetten, voor mezelf, of als ik hulp van deskundigen krijg ook voor anderen. Dus wie weet een boek. Ik lees alvast Zo schrijf je een goed managementboek van Geerhard Bolte.

Existentiële twijfel? Dag 2 van 100

Gisteren had ik het over existentiële twijfel. Dat is nogal een zware term dus laat ik die maar meteen uit de lucht halen. Ik heb het niet over twijfels in de zin van “Waartoe zijn we op aarde?” Wat dat betreft sluit ik me graag aan bij de 19e eeuwse Britse auteur Anthony Trollope die schreef: “I’m here on earth to do good to others. What the others are here for, I don’t know.”

Dat bedoel ik dus niet. Wat ik wel bedoel is dat ik me tijdens een manie beter voel dan ooit. Nou ja, dat klopt niet: minstens net zo goed als tijdens mijn vorige manie. Waar het op neer komt is dat een manie bij mij een soort roes is waarin me heel goed voel. Ik heb het geluk dat ik inmiddels door schade en schande wijzer ben geworden en er tegenwoordig in slaag om mijn manie in kleine, bekende kring te beleven zodat de gevolgen te overzien zijn. Ook heb ik het geluk dat geen hele gekke dingen meer doe. Ik klamp niet meer bij iedereen die ik ken aan met een vaag idee en ik doe ook geen onverantwoorde uitgaven.

So far so good dus. En ik reageer snel en goed op extra medicatie. Ben ook bereid die in te blijven nemen. Ik begrijp van mijn behandelaars dat er ook patiënten zijn die zich zo goed voelen dat ze denken dat ze hun medicatie niet nodig hebben. En dat is een probleem.

Dat geldt dus allemaal niet voor mij. Toch is er die knagende twijfel. Die heeft een rol gespeeld bij het bedenken van deze blogreeks.

Wat is er dan aan de hand?

Iedere keer dat ik een manie heb, komt na afloop de wat als vraag. En die komt met terugwerkende kracht. Het lijkt er nu dus op dat mijn huidige manie met een sisser afgelopen is; ik heb mijn baan nog steeds en ben daar blij en dankbaar over. Maar wat als ik 7 jaar geleden niet manisch was geworden? Had ik dan die prachtige baan wel kunnen houden? Wat als ik tijdens mijn studie niet twee keer manisch was geworden? Had ik dan niet de laatste jaren gedemotiveerd rondlopen op de universiteit en mijn toenmalige ambitie om te promoveren wel waargemaakt of op z’n minst uitgezocht wat ik ermee wilde?

Dat dus.

Het is overigens niet zo zwart/wit als het lijkt. Ondanks dat het zware periodes zijn geweest heb ik wel het gevoel dat ik er steeds sterker uit ben gekomen en hopelijk gaat deze blogreeks er mede voor zorgen dat dat nu ook weer het geval is.

En bovendien: als ik niet in mijn eindexamenjaar gymnasium depressief was geworden; had ik mijn prachtige 2e eindexamenjaar nooit meegemaakt. En de gedachte dat ik toch wel zou slagen zorgde ervoor dat ik er iets leuks naast wilde doen nooit: dus maakte ik mijn Biggles-verzameling in het Nederlands compleet en begon ik The Boy Biggles te vertalen.

Bron afbeelding: Pixabay.

Dag 1 van 100: aftrap

En zo was het gisteren weer #blogpraat. Niet dat ik er nog heel vaak aan meedoe maar gisteren ging het over blijven bloggen. Omdat ik hier op dit blog vaak een stadium eerder blijf hangen, bij het gaan bloggen, besloot ik toch maar aan te haken. En na korte tijd iets te roepen.

Vandaag was namelijk mijn eerste werkdag na ziekte en ik had vorige week donderdag of zo bedacht dat het misschien een goed idee zou zijn om mijzelf 100 dagen te geven om uit te zoeken waarom en hoe ik ziek was geworden. Dat lijkt me een nuttige bezigheid. Toch verbande ik het idee uit mijn hoofd. Ik ben meer een lezer dan een blogger, voel normaal geen innerlijke drang tot schrijven. Dat was dat, dacht ik.

Tot ik gisteren tijdens #blogpraat het idee weer voelde opborrelen. Ja, het was misschien een beter idee dan ik eerste instantie dacht. En morgen, vandaag dus, leek een goed moment om te beginnen om daarmee mijn eerste werkdag na ziekte, weliswaar nog op proef en halve kracht, te markeren.

Wat ik dan mankeerde?

Dat doet er eigenlijk niet zo toe, maar ik had te maken met de manische kant van een bipolaire stoornis. Inmiddels is dat dankzij een hogere dosering medicatie weer onder controle en slaap ik ook weer goed, wat de basis voor mijn gezondheid is. Een aantal dagen niet slapen of te kort is vragen om problemen, zeker als op het moment dat het besef bij mij doordringt degenen in wie ik vertrouwen heb bij de ggz niet bereikbaar zijn. En ik dus een aantal dagen geen actie onderneem waar dat wel vereist was. Daar heb ik van geleerd en het vertrouwen in anderen is daarbij gegroeid zodat ik, mocht het nog nodig zijn, eerder aan de bel trek.

Daar wil ik het de komende dagen dus niet over gaan hebben. Nou ja, niet is een te groot woord. Niet herleidbaar en niet als ervaringsdeskundige die andere ervaringsdeskundigen wil helpen. Dat wil ik absoluut aan de professionele hulpverlening overlaten. Mocht er op metaniveau nog wat te melden, dan doe ik dat uiteraard wel. Zolang er maar niet te dokteren valt. Geen hoe en waarom waar anderen zo mee aan de slag kunnen.

Wat dan wel?

Een gevolg van een manie is altijd een soort existentiële twijfel. Voor het uitzoeken van die twijfel gun ik mezelf minstens 100 dagen. En daar ga ik wel verslag van doen. Ik ben heel benieuwd waar op 11 september, precies 18 jaar na die historische dag, sta. Lees/doe je mee?

Bron afbeelding: Pixabay.