Ovidius’ Metamorphosen: een inleiding

Vandaag las ik dan eindelijk de inleiding (en de verantwoording) die Marietje d’Hane-Scheltema schreef bij haar vertaling van Ovidius’ Metamorphosen. Het is die vertaling die ik de woensdagen van de rest van dit jaar en nog een tijd in 2017 wil gebruiken als basis van mijn bespreking.

Het idee dat ik vorige week kreeg is namelijk om vanaf volgende week maandelijks een boek – of misschien is het juister om van een boekrol te spreken, omdat Romeinen die gebruikten – te behandelen. En Metamorphosen telt 15 boeken. Dat betekent dus dat als ik het volhoud ik tot en met april 2017 op de woensdag met gedaanteverwisselingen bezig houd.  Dat is immers de betekenis van metamorfosen (ik gebruik hier even de Nederlandse spelling en niet de titel van het boek, die door de vertaalster met ‘ph’ is gespeld omdat zij dat meer recht vond doen aan het Latijnse origineel).

Vanaf volgende week ga ik dus echt beginnen met de vertaling. Ieder boek is weer onderverdeeld in een aantal verhalen. Aangezien ik per maand vier of vijf afleveringen hoop te gaan schrijven, kan ik er regelmatig zo’n verhaal uitpikken. De gemiddelde lengte van ieder boek is zo’n zeven- à achthonderd verzen, op een paar kortere uitzonderingen na.

Dat wordt in perspectief geplaatst door iets wat d’Hane-Scheltema in de inleiding schrijft: een dichter schreef gemiddeld 1 à 2 verzen per dag! Maar ze schrijft ook dat er aanwijzingen zijn dat Ovidius voor Metamorphosen soms 7 tot 8 verzen per dag haalde. Een van de mogelijke verklaringen hiervoor was dat Ovidius al lange tijd van plan was een epos te schrijven en dat hij dus fragmenten klaar had liggen die hij alleen maar hoefde aan te passen.

Imitatio en aemulatio

Deze twee termen zijn welhaast onvermijdelijk bij het bespreken van Griekse en vooral Romeinse (Latijnse) kunst en literatuur. Ook d’Hane-Scheltema noemt ze. Zij komt met een originele vertaling die ik graag overneem: nabootsing en ‘nieuwmaak.’ Volgens d’Hane-Scheltema was de Romeinse samenleving erg taalgericht, erg alfa. Welgestelde burgers (mannen en vrouwen) kenden hele literaire werken uit hun hoofd en waren op de hoogte van de ‘ars rhetorica’.

Wat Romeinse schrijvers vaak deden was dezelfde verhalen op een andere manier nogmaals vertellen. Metamorphosen van Ovidius is daarop geen uitzondering want het verhaalt over de Griekse en Romeinse mythologie, vanaf het begin tot aan de tijd van Ovidius zelf.

De verhalen die hij schreef waren voor zijn publiek bekend, het ging erom wat hij ermee deed ten opzichte van andere schrijvers. Het publiek kende de werken van die voorgangers en waardeerde originele vondsten.

Het lijkt mij dan ook niet onwaarschijnlijk dat ik bij een aantal verhalen ga vergelijken met andere auteurs om na te gaan hoe de imitatio en aemulatio in zijn werk is gegaan. Maar ik zal vermoedelijk ook regelmatig stilstaan bij stijlfiguren, mythologie of de Latijns versvorm en de gekozen  versvorm in de Nederlandse vertaling.

En ik hoop en verwacht ook vooral inspiratie op te doen bij het Divina Commedia project van Hendrik-Jan of het project van Peter, die nog niet weet of hij voor Moby-Dick of Don Quichot gaat kiezen.