Terug naar Cultuurwetenschappen

Deze blogpost is deel 1 van 5 in de reeks Terug naar Cultuurwetenschappen

Vorige maand was het precies tien jaar geleden dat ik mijn bul haalde aan de Universiteit van Tilburg. Een master Algemene Cultuurwetenschappen, nadat ik al eerder dezelfde bachelor had gehaald. Het is allemaal een beetje anders gelopen dan ik op die bewuste 25e maart had verwacht en ik ben uiteindelijk in een heel ander vakgebied terechtgekomen. Dat neemt niet weg dat ik het altijd een interessante studie heb gevonden, al moet ik helaas toegeven dat ik door gezondheidsproblemen niet altijd even gemotiveerd was. Maar al met al bewaar ik goede herinneringen aan de opleiding: leuke medestudenten, interessante vakken (al waren ze dat in mijn ogen niet allemaal); boeiende docent en veel literatuur mogen lezen. Mij hoor je niet klagen.

Tegen die achtergrond vond ik het natuurlijk erg leuk om te zien dat Peter gestart is met een bachelor Algemene Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit en daar natuurlijk prachtig over blogt. Dat zette mij aan het denken dat het toch wel jammer is dat ik weinig met mijn opleiding doe. Nou, ik beschouw mijn vertalingen ook als een voortvloeisel uit mijn opleiding, alhoewel ik daar op het gymnasium al aan begon. Het past er in ieder geval bij. En ik lees weer veel, maar misschien wat weinig literatuur. En analyses maken; meer doen dan alleen voor mijn plezier lezen, dat komt er niet meer van.

Toen Peter zijn studie aankondigde begon er bij mij dus wat te kriebelen: meelezen doe ik sowieso, maar wat nou als ik meer ging doen? Reageren op zijn posts, kijken waar het aansluit bij mijn opleiding; wat was in mijn opleiding anders dan de zijne; waar sluit het juist wel aan? Kan ik meelezen met de literatuur? Zo heb ik net na mijn opleiding het verzamelde werk van Louis Couperus cadeau gekregen maar ondanks mijn vaste voornemen om meer van Couperus te lezen nadat ik tijdens mijn studie genoten had van Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan kwam dat er tot op heden niet van. Maar ik lees morgen het boekenweekgeschenk uit en dan begin ik daarna aan De stille kracht, het boek dat in Peters reader werd genoemd en hij nu leest. Zo wil ik dus actief met hem mee gaan doen en zo intertekstualiteit creëren. Ik weet nog niet met wat voor frequentie ik over mijn studie ga bloggen, maar ik hoop regelmatig.

Een ander idee dat ik heb vloeit voort uit de tentoonstelling Biggles en de Keizer die ik vorig met de International Biggles Association mocht inrichten in Huis Doorn. Behalve vitrines, hoorde daar ook een groot televisiescherm bij. Daar was een kort interviewfragment te zien over Johns’ ervaringen in de Eerste Wereldoorlog. Als aanvulling leek het mij interessant om te kijken naar Johns’ rol in de jaren dertig want behalve dat hij Biggles-boeken schreef was hij toen hoofdredacteur van Popular Flying (in het eerste nummer, april 1932, verscheen het eerste korte Biggles-verhaal The White Fokker). In zijn voorwoorden haalde hij fel uit naar de toenmalige Britse regering, die hij slapheid t.o.v. Hitler verweet. Hij zag Appeasement totaal niet zitten. Dat leek me een aspect om in het museum te belichten en ik had de biografie By Jove, Biggles! van Peter Berresford Ellis en Jennifer Schofield voor een aantal pakkende citaten.

Tijdens het maken van die presentatie moest ik aan de term publieke intellectueel denken. Dat kwam omdat dat een onderzoeksveld is van Odile Heynders, een van mijn docenten en tevens begeleider van mijn bachelorscriptie over uitgeverij De Beuk. Ze had inmiddels ook een boek geschreven over publieke intellectuelen en ze kon mijn vermoeden bevestigen: omdat Popular Flying toentertijd het grootste luchtvaarttijdschrift ter wereld was, was de term publieke intellectueel op Johns van toepassing.

Ik ben dus al tijden van plan om dat uit te zoeken voor Biggles News Magazine, maar het past natuurlijk ook prima in een blogreeks Terug naar Cultuurwetenschappen.

~~~

Afbeelding van Thorsten Frenzel via Pixabay


5 gedachtes over “Terug naar Cultuurwetenschappen”

Peter Pellenaars 6 april 2020

Wat een gave ideeën allemaal. Genoeg te doen voorlopig 😉

Paul van der Werf 6 april 2020 als reactie op Peter Pellenaars

Dat publieke intellectuelen verhalen heb ik al helemaal in mijn hoofd. Je kunt op Amazon dat gedeelte van het eerste hoofdstuk lezen waarmee je een analyse kunt maken. Dat is kort gezegd wat in de volgende hoofdstukken gebeurt. Onderzoeken waarom en hoe bepaalde mensen publieke intellectuelen zijn. Dat zou ik misschien voor Johns kunnen. Er zou een stukje geschiedenis bij kunnen, tijdsbeeld jaren dertig. Het zal je niet verbazen dat geschiedenis mij ook mateloos interesseert. Maar voorlopig blijft het even bij losse flodders want Mossyface moet eerst af. Vertaling gaat nu trouwens beter.

Peter Pellenaars 7 april 2020 als reactie op Paul van der Werf

Lijkt me ook verstandig dat je eerste prioriteit bij de vertaling van Mossyface blijft (en goed te horen dat het beter gaat). Dat geeft daarna een vrijer gevoel om ongestoord die andere ideeën verder uit te werken. Succes de komende tijd.

Elja Daae 6 april 2020

Leuk Paul! Doen!!

Paul van der Werf 6 april 2020 als reactie op Elja Daae

Ideeën genoeg, Elja, dus dat komt goed!

Taal & Kunstmatige Intelligentie of Cultuur & Letteren?

Deze blogpost is deel 2 van 5 in de reeks Terug naar Cultuurwetenschappen

Als je mij op de middelbare school had gevraagd wat ik wilde worden, dan had het antwoord twee kanten uit kunnen gaan. Ofwel had ik iets met ICT gezegd, of het moest iets worden met taal. Daar was ik namelijk veel beter in. ICT was niet voor mij weggelegd want mijn punten voor exacte vakken waren niet al te best en op de uiteindelijke puntenlijst van mijn eindexamen schitterden die exacte vakken dan ook door afwezigheid. Een carrière in de ICT kon ik dus wel vergeten, of toch niet?

Aan de KUB werd in die tijd aan de letterenfaculteit de studierichting Taal & Kunstmatige Intelligentie aangeboden. En je had er niet eens wiskunde of andere exacte vakken voor nodig. Dat werd mijn studie en dus stroomde ik in 2000 in bij de propedeuse van de letterenopleiding. Uit mijn geheugen was die toen nog zodanig opgezet dat tijdens dat jaar van alle specialisaties een aantal vakken aan de orde kwamen. De specialisaties waren naast Taal & Kunstmatige Intelligentie de richtingen Tekst & Communicatie, Interculturele Communicatie, het nieuwe Bedrijfscommunicatie Digitale Media en Cultuur & Letteren. Van iedere richting kreeg je dus een aantal vakken en daarnaast had je de algemene vakken Taalvaardigheid Nederlands en Taalvaardigheid Engels.

Afijn, het was genieten dat jaar. Ik haalde mijn propedeuse zonder herkansingen met genoegen en vertaalde daarnaast een boek. Ik bleef na enig aarzelen toch bij mijn keuze van de middelbare school en koos na dat jaar voor de richting Taal & Kunstmatige Intelligentie. Maar dat viel tegen: de helft van het eerste semester bestond uit grammaticavakken en als ik het gevoel had ergens op de middelbare school genoeg van gehad te hebben, was dat wel van grammatica. Om het nog erger te maken: van de andere vakken begreep ik weinig.

Na dat semester heb ik de knoop dus doorgehakt en ben ik gestopt met Taal & Kunstmatige Intelligentie. Maar wat dan: Interculturele Communicatie ging het niet worden wat dat waren de vakken waar ik tijdens mijn propedeuse de slechtste punten voor had gehaald en dat kwam ook omdat het me het minst interesseerde. Bedrijfscommunicatie Digitale Media viel ook af omdat het me te massaal leek. Bleven over: Tekst & Communicatie en Cultuur & Letteren. De punten lagen ongeveer gelijk en bij de eerste keuze zou ik meer colleges krijgen van Jan Renkema, dat sprak wel aan. Toch viel de keus op Cultuur & Letteren. Ik had nog geen blog en nooit schriften vol gepend. En Cultuur & Letteren ging over boeken en literatuur en die hebben altijd mijn belangstelling gehad. En meer colleges van wijlen Hugo Verdaasdonk zag ik niet als een straf. En misschien had ik er ook nog wat aan voor Biggles-vertaalhobby.

Cultuur & Letteren dus.

~~~

Afbeelding van Gerd Altmann via Pixabay


2 gedachtes over “Taal & Kunstmatige Intelligentie of Cultuur & Letteren?”

Peter Pellenaars 13 april 2020

Grappig hoe dat soms kan lopen. Jan Renkema en Hugo Verdaasdonk, jammer dat het of-of was.

Paul van der Werf 13 april 2020 als reactie op Peter Pellenaars

Ach, ik heb bij Cultuur & Letteren ook een hoop inspirerende docenten gehad. En als alles gelopen was zoals ik had verwacht toen ik begin 2002 de switch maakte, had ik misschien wel geprobeerd nog een minorvak bij Jan Renkema te scoren. Maar alles liep nogal anders. Blissful ingnorance…

Johns in Popular Flying

Deze blogpost is deel 3 van 5 in de reeks Terug naar Cultuurwetenschappen

Vanmiddag bij de koffie (en achter de laptop) schoot me ineens te binnen dat de man achter Captain W.E. Johns – creator of Biggles en The Biggles Information Web Site er nog een heel stel meer heeft. En daar zit er eentje bij die geheel gewijd is aan Popular Flying. Johns was founding editor van dat blad (oprichter-hoofdredacteur klinkt mij toch iets minder in de oren). In het eerste nummer, het april 1932, dat op 16 maart verscheen, maakte ook Biggles zijn debuut in The white Fokker.

Vanmiddag had Popular Flying om een andere reden mijn belangstelling. Op de site van Roger Harris zag ik namelijk dat hij een korte inhoudsopgave had gemaakt van elk nummer. Dat wist ik wel maar ik had er nooit zo bij stilgestaan. En daarbij ook iedere keer een samenvatting van een paar regels over The editor’s cockpit. Ik had al uit de biografie By Jove, Biggles! van Jennifer Schofield en Peter Berresford-Ellis begrepen dat Johns die cockpit van hem soms gebruikte om ongezouten kritiek te leveren op zijn regering.

En ja hoor, in de twee nummers die ik per toeval opensloeg was het allebei raak, mei 1933 en juni 1936. Niet mals, zo te lezen en nieuwsgierig makend. Want ik ken Popular Flying alleen van meetings van de I.B.A. Soms liggen er nummers in een kleine tentoonstelling. Ze zijn echter zo oud dat ik ze nooit durfde te openen, laat staan te lezen.

Nou had ik van de week al mijn medebestuursleden ingelicht over mijn plan met Johns als publieke intellectueel en wat ik vanmiddag las maakt dat zin om aan het project te beginnen. Eindelijk weer eens een (semi-)wetenschappelijk artikel schrijven om me te revancheren voor mijn niet geheel geslaagde masterscriptie over Biggles en Arendsoog. Niet dat ik daar nou een trauma aan heb overgehouden. Het was vooral dat ik al zo ongeveer eeuwige student was en mijn scriptie tot overmaat van ramp niet vlotte. Ik heb vooral ritme nodig in zo’n geval, maar dat lukte totaal niet, bijvoorbeeld omdat ik hoofdstukken vaak moest herschrijven. Nu dus een herkansing. En het mooie is, ik weet al ongeveer wat ik wil gaan schrijven. En tijdens mijn studie heb ik wel geleerd dat ik de beste resultaten haalde wanneer ik snel een idee had waar ik enthousiast van werd. Dat had ik bijvoorbeeld bij mijn bachelorscriptie, maar niet bij mijn masterscriptie. Afijn, dat komt nog wel een keer. Voor nu is het belangrijkste dat ik voor dit verhaal wel een idee heb waar ik enthousiast ben. En of dat nu in Biggles News Magazine verschijnt of hier. We zullen zien.

Maar eerst Mossyface. Ik lag vandaag echter op schema dus ik heb Roger Harris alvast een mailtje gestuurd.

Wordt vervolgd…

~~~~

Afbeelding: Popular Flying no 1, april 1932. Bron: Popular Flying Magazine

Nog even geen Cultuurwetenschappen maar straks…

Deze blogpost is deel 4 van 5 in de reeks Terug naar Cultuurwetenschappen

Mijn studie Cultuurwetenschappen is niet helemaal gelopen zoals ik het misschien graag gewild had. Ik heb er lang over gedaan omdat ik toen ook al last had van mijn bipolaire stoornis en dat zorgde nogal voor problemen. Het speelde bijvoorbeeld vooral op rond de tijd dat er tentamens waren of dat er werkstukken ingeleverd moesten worden. Dat ging dan vaak mis. Het jaar daarna kon ik het dan opnieuw proberen want het kostte me behoorlijk wat tijd om weer helemaal de oude te worden.

Maar dat jaar erop had ik dan weinig zelf vertrouwen – ik word toch weer ziek als ik alles op orde heb, waarom zou ik moeite doen? Gevolg was dat mijn motivatie niet zo hoog was en dat ik uit werkstukken, op een enkele uitzondering na zoals mijn bachelorscriptie en een enkele paper uit de master, lang niet alles haalde wat erin zat.

Wel heb ik interessante studieboeken en readers gehad die absoluut meer aandacht verdienden dan ik ze op dat moment gaf. Vandaar ook deze serie en ik ben nog steeds van plan daar meer mee te doen. Zo lees ik graag met Peter en zijn avonturen voor de studie Cultuurwetenschappen aan de OU. Voor die tijd dacht ik bij de OU vooral aan Rensenbrink die niet op de paal schoot, maar dat beeld is een stuk bijgesteld.

Longreads?

Langzaam begin ik een idee te krijgen. Zo zou ik best een aantal literaire werken uit mijn studie nogmaals willen lezen en als ik de opdrachten nog kan vinden nog een keer een analyse schrijven van die boeken, waarbij ik dan uiteraard ook de blogs van Peter meeneem. Ja, dat zie ik eigenlijk wel zitten. Ik weet alleen nog niet precies hoe ik het wil doen. De papers waren langer dan mijn blogs en ik zou moeten kijken of het kan splitsen of dat ik er longreads van maak. We zullen zien. En misschien ga ik ook wel wat voorbeelden laten zien van de colleges en het onderzoek van bepaalde docenten. Zo heb ik bijvoorbeeld college gehad van iemand die in een artikel op Neerlandistiek.nl het Paard van Troje werd genoemd. Nee, ik link nog niet 😉

Vorig jaar gaf ik al aan dat Mossyface voorrang had – dat begint nu eindelijk op te schieten – maar ik had er toen nog geen idee van dat ik ook nog een boek ging schrijven en ook dat heeft even voorrang. Maar daarna….

~~~

Afbeelding van Dimitris Vetsikas via Pixabay

Hoe ik las of hoop te gaan lezen

Deze blogpost is deel 5 van 5 in de reeks Terug naar Cultuurwetenschappen

Eén van de (lichte) frustraties van mijn studie Cultuurwetenschappen aan de UvT was dat ik na afloop van veel van de prachtige romans die we mochten lezen toch vaak licht teleurgesteld achterbleef. Wat een prachtig boek, maar wat mis ik waarschijnlijk veel.

Dat besef werd er natuurlijk niet kleiner op doordat we allerlei colleges hadden gehad over literatuuropvattingen en leestheorieën zoals de Russische formalisten, close reading (Merlyn) of reader-response theory. We kregen dan per college de belangrijkste eigenschappen en namen te horen van zo’n theorie. Maar hoe de heren van Merlyn dan hun teksten lazen, bleef in duisternis gehuld. Want het het ‘hoe’ kreeg weinig aandacht.

Door die achtergrondkennis was het mij duidelijk dat ik veel miste bij het lezen van een roman. Ja, ik haalde het thema van het college wel uit het boek en ik zag af en toe voorbeelden van intertekstualiteit. Gelukkig raakten de meeste romans ook zonder al te diepgravende tekstuele analyse een snaar bij me en kon ik de boeken van voldoende duiding voorzien om de vakken te halen. Hoeveel vakken we ook hadden, de praktijk bij de theorie werd aan ons studenten overgelaten.

Eerlijkheidshalve moet ik er bij zeggen dat ik mij afvraag of ik voldoende tijd gehad zou hebben om echt diep in een boek te duiken. Soms moesten we een vuistdikke roman van vijfhonderd pagina’s en theoretische achtergrondteksten bestuderen en kwamen daar nog andere vakken bij ook. Dan hadden we de week erop misschien een dunner literair werk te lezen, maar het is voor het idee.

Er meer uithalen met extra uitdagingen

Nu kan ik weliswaar zo lang doen over een roman als ik zelf wil, maar hoewel ik geniet van het lezen bekruipt me nog regelmatig het gevoel dat er meer uit te halen valt. En dat is precies de uitdaging die ik met Hoe lees ik? van Lidewijde Paris aan wil gaan. Ik ben er vandaag aan begonnen en ik werd al meteen geconfronteerd met een mogelijke tekortkoming van mijn leesstrategie: ik maak geen aantekeningen in boeken. Dat heeft alles te maken met mijn handicap. Daardoor kan ik maar één hand gebruiken en om het nog onhandiger (pun intended) te maken is dat mijn linkerhand terwijl ik van aanleg rechtshandig ben. En dat is te zien aan mijn handschrift en maakt aantekeningen maken in een boek tot een tamelijk zinloze exercitie.

Dus zit ik nu met Hoe lees ik? niet in mijn luie stoel maar aan de keukentafel met een schrift en een pen in de aanslag. Want ik begrijp absoluut wel het nut van aantekeningen maken tijdens het lezen, het is alleen nog zoeken naar een goede manier om dat te doen. Het is bijvoorbeeld de vraag of mijn rechterarm niet te spastisch is om het boek open te houden tijdens het maken van aantekeningen. Die rechterarm heeft nogal de neiging naar mijn schouder te gaan.

Zo stelt aandachtig lezen mij voor wat extra uitdagingen. Die zouden opgelost kunnen worden met de e-reader die ik ook heb maar het is zonde om al mijn prachtige papieren romans ongelezen te laten. En ik heb Hoe lees ik? ook op papier besteld bij de lokale boekhandel.

Bron afbeelding: Goodreads