Leesdoelen – #50books 2015 vraag 1

Nadat ik eergisteren mijn leerdoelen voor de komende tijd formuleerde, ontkom ik er natuurlijk niet aan om ook mijn leesdoelen openbaar te maken, en laat de vraag naar je leesvoornemens voor 2015 nou net vraag 1 zijn van Peter in zijn nieuwe #50books reeks.

Mijn leerdoelen hebben als consequentie dat ik veel informatieve non-fictie zal gaan lezen. Mijn eerste doel is daarom al deze non-fictie af te wisselen met voldoende fictie. Romans, thrillers,  ik vind toch al dat ik ze wat weinig lees. Om van fantasy en Sciencefiction  maar te zwijgen.

Een ander vrij eenvoudig doel is om op te schrijven wat ik nu eigenlijk heb gelezen, welke boeken ik zoal oppak gedurende het jaar. Ik merk dat ik daar vaak geen idee meer over heb dus ik heb begin januari maar eens een simpel Word-document aangemaakt. Voorlopig nog geen Goodreads voor mij.

Een laatste doel – ik wil na eergisteren niet nog eens al te ambitieus worden – is om iedere week met een boek bezig te zijn. Dat zou met al dat leren wel moeten lukken, maar om dat plan deze week te laten slagen, zal ik dadelijk toch echt een boek moeten pakken.

Het jaar is natuurlijk al een dikke maand aan de gang maar ik kan gelukkig zeggen dat ik me aan bovenstaande voornemens redelijk aardig heb gehouden, tot nu toe.  En als het me lukt om mijn ideeën te realiseren kunnen jullie in in ieder volgen of ik non-fictie leest en misschien geeft #50books nog wel aanleiding om te laten zien welke fictie ik ter afwisseling lees.

Dat ik ineens weer zin krijg om te bloggen

Een tijdje terug begon ik enthousiast dagelijks te bloggen. Het was mijn zoveelste poging en het ging lekker, maar na een week of twee kreeg ik ineens de griep na een voor mijn daarvoor zo prettig verlopen dag. Maar daarover in een volgend blog meer.

Maar die avond had ik dus de griep en geen energie om te bloggen. Dat griepje was gelukkig snel over en de gedeeltelijk prettig verlopen dag kreeg een vervolg, maar het bloggen oppakken dat kwam er maar niet van. Terwijl ik best wel wat te vertellen hebben, maar daar wil ik nog even mee wachten tot het allemaal rond rond is.

Natuurlijk bleef ik trouw blogs lezen. Helemaal afkicken hoeft gelukkig ook weer niet. Sterker nog, afkicken hoeft helemaal niet, want bloggen of blogs lezen lijkt me alleshalve schadelijk.

En regelmatig wilde ik zelf ook weer bloggen en wat vaker twitteren want dat komt er ook nauwelijks van. Ik zit weer goed in mijn vel maar blijkbaar vond ik het gevoel prettig genoeg om het alleen maar te delen met mijn directe (fysieke) omgeving. En dus bleef mijn blogteller droogstaan.

Een andere reden voor mijn uitstelgedrag was dat ik me een bepaalde blogplanning had opgelegd en als ik die niet kon halen de hele planning maar weer een week opschoof. Ja, zo gaat-ie lekker.

Maar dan bekijk ik voor de tweede keer dag die een blog – de post heb ik eerder die dag al gelezen en dan zie je dat er geknutseld wordt…

Spontaan krijg ik de kriebels, gewoon planningen overboord gooien, ik kan alleen maar naar mijn WordPress dashboard en bij Posts op Add New klikken.

Gelukkig maar, I,m back in town and here to stay.

Bedankt, Elja!

 

50books – vraag 4

Van welke auteur lees je alles, maar dan ook alles wat uitgebracht wordt?

Dit is Peters 4e vraag uit zijn #50books initiatief. Deze vraag biedt mij de kans iets recht te zetten, een omissie uit mijn antwoord op zijn 1e vraag goed te maken. Nadat ik mijn antwoord had gepost en ik het nog eens rustig nalas, zag ik tot mijn verbazing dat ik de naam van de auteur van het boek dat de meeste indruk heeft gemaakt in mijn vroegste jeugd niet had genoemd. Weliswaar was de naam van de betreffende schrijver wel te vinden op de bijgevoegde omslagillustratie maar ik had hem niet zelf genoemd en daarmee doe ik hem toch wel tekort.

Gelukkig biedt deze vraag uitkomst. De auteur van het boek uit vraag 1 is namelijk ook de auteur van wie ik alles lees, of in ieder geval van plan ben te gaan lezen. De man heeft namelijk bepaald geen bescheiden klein oeuvre. De schrijver over wie ik het hier heb ik Captain W.E. Johns – al was zijn eigenlijke rang Flying Officer en heeft hij zichzelf Captain genoemd omdat dat beter klonk.

Uit vraag 1 was je waarschijnlijk al wel duidelijk geworden dat ik iets heb – meer dan iets – met de Biggles-serie. De eerste boekjes die ik uit die reeks las smaakten naar meer. En gelukkig was er meer, want achterin de pockets stonden tientallen andere Biggles-titels genoemd. En die ging ik lezen en verzamelen. Al verzamelend kwam ik erachter dat er liefst 91 Biggles-boeken in het Nederlands waren vertaald. Het heeft me een jaar of acht gekost voor ik ze allemaal in mijn bezit had en nog iets langer voor ik ze allemaal had gelezen.

Maar ik was er inmiddels achter dat Johns nog veel meer had geschreven. Een overzicht van zijn Engelstalige oeuvre is hier te vinden. 169 boeken noemt de site. Daar zitten een paar doublures tussen, dus de International Biggles Association – waar ik lid van ben – houdt het op ruim 160 boeken. Dat zijn dus 65 boeken die in Nederland volstrekt onbekend zijn. Maar waar ik dus wel heel nieuwsgierig naar was en die ik in de loop van 10 jaar bijna allemaal wist te verzamelen. Ik mis nu nog slechts vijf Engelstalige boeken van Johns. Gelukkig kan ik daarna verder met de tijdschriften waaraan hij bijdrages heeft geleverd.

Met een oeuvre van ruim 160 boeken durf ik rustig te bekennen dat ik niet alles van Johns heb gelezen. Alles vertalen is wat veel gevraagd, maar alles lezen gaat me hopelijk wel lukken. Als ik die laatste boeken tenminste kan vinden, maar dat moet binnen de I.B.A. toch te doen zijn.

Tot slot wil ik nog even het in mijn ogen vreemdste boek van Johns noemen. Hij was een tuinier in hart en nieren en schreef daarover columns in het blad My Garden en het boek The Passing Show. Zelf heb ik absoluut geen groene vingers, maar een boek over tuinieren van een schrijver van avonturenverhalen, dat wilde ik weleens weten. En ik moet toegeven dat het een erg humoristisch boek was waar de liefde voor bloemen en planten vanaf spatte.

Johns heeft ook nog een atypisch boek het geschreven, het romantische Blue blood runs red. Naar dat boek ben ik nog op zoek.

 

Een zin gegeven

Dat iedereen gelijk is – of althans gelijk geboren, zoals men dat in de V.S. stelt – is wel het streven, maar sommigen schijnen een beetje meer gelijk te zijn dan anderen omdat die anderen, hoewel ze daar zelf niet om hebben gevraagd, soms een etiketje ongestempeld krijgen dat hen in een bepaalde hoek zet waar ze af en toe lastig uit kunnen komen omdat die sommigen al snel met een oordeel kunnen komen over iemand met een handicap, een beperking, gebrek of hoe je ook maar wilt noemen terwijl hij of zij zelf misschien liever zou spreken van een verrijking – of, zoals de Engelsen zeggen, een blessing in disguise – die hem of haar veel kracht en inzicht geeft in zichzelf maar ook in anderen zodat zij met meer inlevingsvermogen en zonder te (ver)oordelen naar de wereld om zich heen kijken waardoor die wereld steeds mooier en verrassender wordt door schitterende en stralende mensen die op hun waarde worden geschat, hetgeen mij iedereen een schitterend gebrek – hoewel niet altijd even leuk en fijn – doet wensen.

Daarom is het maar goed dat iedereen wel wat mankeert.

Dit blog is een reactie op de openingszin uit Test: hoe lekker leest jouw blog van Jacob Jan Voerman.

Verder

1 juli vorig jaar blogde ik voor het laatst. Daarna ben ik een half jaar stil geweest. Laat ik voor nu zeggen dat mijn leven begin juli flink veranderde en dat dat tamelijk heftig was. Ik ging erdoor aan mezelf twijfelen. Wat er precies gebeurde weet ik nog steeds niet, maar het was duidelijk dat ik beter even niet kon bloggen.  Iemand attendeerde mij er namelijk op dat er wat rancune in mijn blogposts zat. Dat zou best kunnen, ik heb ze toen niet herlezen en nu ook niet.

Wel leek het me dus verstandig om even niet te bloggen. Even werd steeds langer en eigenlijk twijfel ik er nu nog steeds of ik wel verder wil bloggen. Ik twijfel of ik dat wat ik te vertellen heb wel durf te vertellen. Of durven, ik durf het wel te vertellen. Maar ik zoek nog een vorm om het te vertellen.

Ik zoek nog meer. Eigenlijk ben ik al een tijdje bezig mezelf opnieuw uit te vinden, of pogingen te doen in die richting. Maar ik heb er geen behoefte om daar hier verslag van te gaan doen in de vorm van verhalen aan “Lief dagboek.” Ik wil het dusdanig vorm gaan geven dat het ook voor anderen interessant is.

Wat mij afgelopen zomer overkwam was namelijk dat ik ziek werd en dat ik als gevolg daarvan later mijn baan verloor. Erg jammer, want ik vond het een geweldige baan. Ik neem echter niemand wat kwalijk want het is allemaal gelopen zoals het gelopen is en het gebeurde allemaal zo snel dat het iedereen verraste en dan ook nog eens in de vakantietijd. Nu ik er na een aantal maanden op terugkijk zie ik echter dat ik toch mogelijk dingen in een veel eerder stadium anders had moeten doen.

En ik weet dat meer mensen in mijn situatie hebben gezeten en zullen komen te zitten. Vandaar dat ik toch ga proberen mijn zomerse episode te reconstrueren. Het draait namelijk allemaal om wederzijds begrip, en dat wordt hopelijk het centrale thema van dit blog.

Waarom ik vandaag niet bij de Boekenmarkt in Dordrecht was

De hele week had ik mij er al op verheugd, al langer zelfs, De I.B.A. was in Dordrecht – ze schijnen daar boekjes te verkopen waar mijn naam instaat – en er zijn altijd wel een paar bevriende boekverkopers. Maar toch stond ik vanmorgen pas om half tien langs mijn bed. Terwijl de markt om 10.00 uur officieel begon en ik zeker twee uur onderweg ben vanaf de plek waar ik dit typ. Een plek waar ik de hele dag ben gebleven ook nog.

Wat ging er mis?

Laat ik het mooie weer er maar de schuld van geven. Dagenlang mooi weer, juist een extra reden om naar Dordrecht te gaan. Maar toch was het mooie weer spelbreker. Ja, ja hoor ik jullie denken. Je hebt te lang in de zon gezeten. “Nee, nee,” zeg ik jullie. “Daar lag het niet aan?”

Waaraan wel dan?

Wel aan het mooie weer. Thuis ben ik, ik geef het grif toe, een echte pantoffelheld. Ook nu heb ik ze aan, die fijne pantoffels van mij. Dadelijk zal ik uitleggen waarom ik zo vaak pantoffels draag. Eerst vertel ik dat ik de afgelopen dagen sandalen droeg. Om die blanke onderste onderdanen van me ook wat kleur te geven. Toen het bezoek weg was, kwam ik tot de conclusie dat ik al de hele dag op mijn… – afijn, dat vul je zelf maar in – had gezeten. Een stukje wandelen zou dus geen kwaad kunnen. Er moest nog een hondje uit worden gelaten.

En daar, daar ging het mis

Omdat ik het vermoeden had dat het hondje de hele dag alleen had gezeten, besloot ik zeer tegen mijn gewoonte in niet mijn orthopedische legerkistjes aan te trekken.Een half uurtje wandelen moest immers wel lukken. Niet dus, na nog geen honderd meter, voelde ik een spiertje verrekken dat ik twee weken terug ook al eens had verrekt als gevolg van mijn goede dieptezicht. Kort gezegd: ik tilde mijn voet niet hoog genoeg op en kwam ongelukkig in aanraking met een traptrede op Rotterdam CS. Ik viel niet, maar verrekte wel wat. Twee dagen liep ik mank daarna was het over.

Dacht ik dus

Ik was het hele voorval allang vergeten gisteren en hield dus mijn sandalen aan. Na 100 meter dus een spierverrekking. Maar ik liep door want ik laat me natuurlijk niet kennen als ik de stoep nog niet af ben. M’n rondje moeilijk lopend afgemaakt en als gevolg daarvan ook nog eens vlak voor ik weer thuis was een blaar opgelopen.

Vandaar dat ik dus niet in Dordrecht was en morgen strompelend naar mijn werk loop. En voortaan altijd mijn orthopedische schoenen aantrek, zelfs middenin de zomer.

Foto’s volgen.

Je moet er (bij) zijn geweest: als slechthorende (1)

Dit stukje is mijn antwoord op een vraag die mij op een ander blog werd gesteld. Het ging over dat er (bij) moet zijn geweest. Die blog is hier te lezen, net als mijn reactie daarop.

Ik zal de vraag kort proberen te beantwoorden aan de hand van een voorbeeld dat ik twee maanden geleden meemaakte. Ik heb enige jaren rondgelopen op de Universiteit van Tilburg – al had die toen ik begon nog een andere naam en toen ik mijn (voorlopig?) laatste papiertje alweer een andere – en ben lid geworden van de alumnivereniging  van de faculteit Geesteswetenschappen. En die organiseerde 20 april jl. een Dante Café. Daar kwam een oud-studente Letteren en Filosofie die nu in Frankrijk woont en schrijfster is. Dat leek mij wel interessant, zeker nadat ik op haar site de vooraankondiging had gelezen.

Gesprek

Interessant altijd, een lezing. Maar ik heb ooit van de latere Dichterkenner des Vaderlands 200/4/2008 geleerd dat de wandelgangen interessanter zijn dan het congres. Wie ben ik om deze literaire autoriteit tegen te spreken. Nou ja, daar waren wel redenen toe: hij was weliswaar al een literaire autoriteit, maar was pas 16 of 17 toen hij dat tegen mij zei terwijl ik nota bene bijna een heel jaar ouder was maar vertelde nogal enthousiasmerend over wandelgangen en Weimar zodat ik het allemaal voor zoete koek slikte.

Afijn,ik liet mij overtuigen door Bas en sindsdien heb ik meermaals meegemaakt dat zijn stelling op waarheid berust. Maar als slechthorende heb ik natuurlijk een probleem want wandelgangen galmen nogal. Hoe krijg ik dan toch de mensen te spreken die ik wil spreken?.

Een mogelijkheid is natuurlijk zwaaien met bierviltjes zoals ik al eerder heb beschreven in dit blog. Bierviltjes zijn helaas echter op steeds minder plekken voorhanden maar gelukkig heb ik ook nog andere strategieën.

Helaas noopt tijdgebrek mij er nu toe een eind te breien aan deze post, zodat ik jullie vanavond in deel 2 de strategie uit de doeken zal doen.

Niet geblogd, wel veel gedaan

Het is alweer twee weken geleden dat ik mijn vorige blogpost schreef. Ik had even radiostilte nodig op mijn blog. Maar zelf heb ik allerminst stilgezeten. Allereerst door de vele reacties die mijn posts losmaakten. Volgens mij heb ik iedereen daar al persoonlijk voor bedankt, maar bij dezen doe ik het nogmaals. Ze waren een steun in de rug en in duwtje in een richting.

Welke richting is me nog niet helemaal duidelijk. Dat groeit nu langzaam. Nou ja, langzaam. Ideeën genoeg, inspiratie te over. Het was wel veel de laatste tijd. Ik heb de voorbije maand, iets meer dan een maand, veel bijeenkomsten bezocht die iets te maken hadden met het thema van dit blog. Het zette me aan het denken want wat ik hoorde en zag was zo herkenbaar. ‘Wat’ is een onzijdig woord en verwijst naar dingen. Het dekt de lading dus niet. Het gaat immers om de mensen die ik tijdens al die bijeenkomsten heb mogen ontmoeten en de inzichten die zij met mij deelden. En de mensen met wie zij mij weer in contact brachten. Mooi was dat, heel mooi. Inspirerend en tot actie manend, echter vooral buiten mijn blog dus. Vermoeiend, maar mijn hoofd is er helderder door geworden. Daar ben ik tevreden over en ik zal proberen mijn gedachten ook weer helder met jullie te delen.

Over de eerste bijeenkomst, waar dit blog voor mij eigenlijk begon, heb ik al voor mijn werk bij Reëlle geschreven. Ik was namelijk deelnemer aan de tweede sessie van Werken met een hooraandoening uit het project Ervaringskennis van de NVVS. Mijn verslag staat hier. 

De verhalen van de andere deelnemers waren herkenbaar. Sommige strategieën gebruikte ik ook. Mijn bierviltjesverhaal lijkt bijvoorbeeld sprekend op de vergaderingen met post-its van een andere deelnemer. Enthousiast kwam ik thuis maar het stemde ook tot nadenken over mijn eigen verleden. Niet dat ik te klagen heb. Allesbehalve, maar toch. De beruchte vraag doemde op: wat als. Ik kan niets meer veranderen aan het verleden maar erover nadenken doe ik wel. Gelukkig heb ik door deze bijeenkomsten, de hartverwarmende contacten die ze me brachten en mijn werk steeds meer het gevoel dat ik eindelijk mezelf ben. Kan zijn wie ik ben en wil zijn. Zonder overigens ontevreden te zijn over wie ik was in het verleden. Wel ben ik heel nieuwsgierig naar alle mooie mensen die ik in de toekomst (weer) ga ontmoeten en de mooie dingen die zij met mij gaan delen. En die ik dan ook weer met jullie ga delen.

Contact = horen?

Gisteren deed ik een belofte die iets te maken had met een citaat uit ‘Het meisje van de slijterij’. Laat ik voorop stellen: het is een goed boek, waar ik mijn voordeel mee heb gedaan. En zo zijn er wel meer boeken waar ik mijn voordeel mee heb gedaan. Ik ga ze nu niet noemen, maar bij je plaatselijke bibliotheek op ‘sociale media’ en ‘LinkedIn’ zoeken, brengt je een aardig eind de goede richting in, mocht je de praktijk ook vanuit de theorie willen beschouwen. Gelukkig met inspirerende praktijkvoorbeelden.

Maar ik had toch het gevoel dat de schrijvers deels oude wijn in nieuwe zakken verkochten. Nu bedoel ik dat allerminst negatief, maar ik vraag me of er met sociale media iets wezenlijks is veranderd. Ja, natuurlijk. Er is iets wezenlijks veranderd: je kunt nu zelf publiceren zonder dat je van de rubriek ‘Ingezonden brieven’ van een tijdschrift of de krant afhankelijk bent. En dat geeft mogelijkheden. Echter, niet de mogelijkheden die ik bedoel, al maak ik er hier dankbaar gebruik van.

Wat ik bedoel is iets anders. Sociale media veranderen de manier waarop mensen contact leggen. Je zult het wel met mee eens zijn dat dat een open deur is. Toch is het handig om er doorheen te lopen. Er daarom had ik moeite met de mening van Petra de Boevere dat wanneer je als kind weinig vrienden had, sociale media dan niets voor je zijn. Waar ze in haar boek keurig door alle open deuren heen loopt, lijkt ze dat hier te vergeten.

Nu chargeer ik om mijn punt te maken. Ik had als kind namelijk weinig vrienden. Daar was ik ook tevreden mee, want de weinige vrienden die ik had waren en zijn nog steeds goede vrienden, maar naarmate ik ouder werd, werd het lastiger. In grotere groepen – aula, klaslokalen, wat later in cafés e.d. – kon ik niets tot weinig volgen. Leg dan maar eens contacten. Idem dito op van die vermaledijde netwerkbijeenkomsten. Jacob Jan Voerman schrijft daar heel mooi over. Mooi om te lezen dat ik met dat probleem niet alleen zat.

Bijkomend probleem indertijd was dat niemand het in de gaten had, ondergetekende incluis. Dat neem ik niemand kwalijk. Wat je niet weet, kun je niet oplossen. En ervan geleden heb ik niet echt – wel heb ik er wat leerzame jaren studievertraging door opgelopen, laat ik het zo maar zeggen.

Tegenwoordig pak ik het anders aan. Ik lees blogs, reageer via mail of Twitter en op netwerkbijeenkomsten doe ik iets met enkelzijdig bedrukte bierviltjes en ben ik als het openbaar vervoer het toelaat degene die het licht uitdoet, als ik het een interessante bijeenkomst vind. En achteraf kom ik terug via sociale media. En dat leidt ook nog eens tot contacten buiten sociale media. In een bij voorkeur minder rumoerige ruimte.

Dus: ook als je weinig vrienden hebt, dan kunnen sociale media jouw ding zijn. Ik zeg met nadruk: kunnen, want niets moet.

En contact leggen staat dus niet gelijk aan horen. Misschien iets om als horende bij even bij stil te staan.

Dus ik doe mee, ik blog

Met Pinksteren las ik ‘Het meisje van de slijterij‘ van Petra de Boevere. Ik liep al een tijdje met de gedachte om ook te gaan bloggen. Vrienden raadden het mij aan: veel contacten en nieuwe uitdagingen. Pfauths, ‘Gij zult bloggen’ had ik ook al gelezen, evenals zijn papieren boek uit 2010.

Maar het was vooral 1 zin van De Boevere die mij in het verkeerde keelgat schoot. Onder het kopje ‘Wanneer kun je beter wegblijven van sociale media?’ schrijft ze:

1. Als je als kind weinig vrienden had, of moeite hebt met klanten of mensen om te gaan, blijf dan weg van social media.

Ik geef toe, er stond nog meer achter. Maar ik steigerde al: ik had als kind weinig vrienden, maar nu heb ik er veel meer. Juist door sociale media. Hoe dat zo kwam vertel ik morgen.