Presentatie WWME: verhalen

Deze blogpost is deel 16 van 17 in de reeks Over 'Wijzer Werken Met Ervaring'

We hebben het in deze cursus al behoorlijk vaak over verhalen gehad. Toch denk ik dat er meer over te zeggen is. Ten eerste is het denk ik dat het goed is om te bekijken wat voor soort verhalen ik bedoel. Ik kan het hebben over verhalen die het product zijn van creatief schrijven. Op internet is behoorlijk wat te vinden over het nut van het aanboren van je creativiteit en fantasie. Het kan heilzaam werken, is de teneur. Toch wil ik het vandaag niet daarover hebben. Ik wil het hebben over verhalen die onszelf en dus non-fictie als onderwerp hebben.

Grofweg is daarin weer een tweedeling te maken, anekdotisch vertellen/schrijven (over een belangrijk moment uit je leven) of autobiografisch, over je hele leven. In de cursus hebben we het gehad over anekdotes, simpelweg vanwege de tijd die ons ter beschikking stond.

Beide vormen van verhalen kunnen nut hebben, en daar wil ik het vandaag wél over hebben. We hebben gezien dat een goed verhaal empowerend kan werken – naar jezelf en naar anderen omdat het begrip kan kweken – en het kan je helpen bepaalde situaties te verwerken; dat zijn allebei ook functies die verhaaltrainingen binnen de ggz hebben. Die trainingen worden overigens regelmatig door ervaringsdeskundigen gegeven.

Door de jaren heen ben ik ervan overtuigd geraakt dat er meer kan met verhalen. Mensen luisteren graag naar verhalen en mensen vertellen ze graag. Vroeger had je daar religies en bijvoorbeeld de bijbel voor want een geloof is eigenlijk niet veel meer dan een groot uitgevallen verhaal, zonder dat ik daarmee de indruk wil wekken dat religie maar een verhaal is. Ik vind het prachtig als/dat mensen er steun aan hebben.

En hoe leer je iemand kennen? Door elkaar verhalen te vertellen. Het is kortom iets heel natuurlijks en alledaags. Toevallig heb ik er ook nog eens behoorlijk veel over geleerd tijdens mijn studie Cultuurwetenschappen. En ik heb er heel veel aan gehad bij het ontrafelen van mijn bipolaire stoornis. Vandaar dat deze onderzoeksvraag voor mij heel logisch was: hoe kan ik als ervaringsdeskundige verhalen inzetten? Hoe kan ik dat doen om anderen te helpen? Dat zit er uiteraard ook achter.

Jarenlang werd ik keer op keer overvallen door manieën. Ondanks medicijnen, ondanks regelmatig terugkerende gesprekken bij de ggz en een signaleringsplan en meerdere mensen die mij in de gaten hielden. Het bleef om de zoveel tijd misging.

In 2019 bijvoorbeeld. Gelukkig raakte ik snel uit de acute fase door opgehoogde medicatie. Toen begon de zoektocht, langs twee sporen: een dossieronderzoek bij de ggz en voor mezelf had ik het idee dat ergens in al die manieën een overeenkomst of een sleutel te vinden moest zijn die deze ellende kon verklaren. Ik had namelijk het idee dat ik nog verdomd goed wist wat er iedere keer was gebeurd, dat daaruit iets te leren viel. En dus ging ik op zoek.

Ik nam om te beginnen de manie die net afgelopen was onder de loep. Omdat ik inmiddels al jaren sommige dingen dagelijks doe, deed ik dit ook dagelijks. Ik ging de manie bekijken en zette daarbij een journalistieke techniek in. Ik bedacht vragen aan hand van 5W1H (ook wel de Kipling-methode genoemd): Wie, Wat, Waar, Waarom, Wanneer en Hoe? Daar bedacht ik vragen mee:

  • Hoe lang duurde de hele manie, van begin tot einde?
  • Waarom denk ik dat?
  • Wat deed ik?
  • Met wie had ik allemaal te maken?
  • Wat deden zij?
  • Hoe voelde ik me daaronder?
  • Enz, enz.

Met dit soort vragen ging ik dagelijks kort ‘herinneringen ophalen’ over mijn manie van 2019. Ik kreeg langzaam een beeld, dag na dag, en ging naar 2012. En 2006. Enz. Het leverde een aardig idee op van wat er was gebeurd, en stof voor wat later mijn boek zou worden. Met een boek was ik toen overigens totaal nog niet bezig. Een half jaar later, in 2020 had ik mijn eureka moment. Er deed zich iets voor wat ik herkende uit het patroon dat ik eerder had blootgelegd. Het bleek het beginpunt van al mijn manieën te zijn.

Daarmee had ik eindelijk beet en en heb ik nu bijna drie jaar mijn stoornis onder controle. Ik heb het nu in de hand en weet waar ik op moet letten. Dankzij dagelijks ingezette verhaaltechnieken.

En ik had hierdoor dus ook stof voor mijn boek, want een tijdje later wilde ik dat wel schrijven. Het eerste jaar durfde ik niet te schrijven wat ik wilde, maar gelukkig had ik goede proeflezers en begon ik dus opnieuw. Ik kende daarvoor twee structuren, de spookjesstructuur van 31 stappen van Vladimir Propp en de Heldenreis van Jospeh Campbell in 17 stappen. Zo komen in het kort allebei hierop neer:

Een held gaat op reis en dat kan symbolisch, bijvoorbeeld door de woeste wereld van de manieën, zijn. Hij of zij heeft een queeste (onder controle brengen van manieën) en ontmoet medestanders (huisgenoten/vrienden/behandelaars/ervaringsdeskundigen) maar ook tegenstanders (mensen die iets doen wat triggert) en obstakels (een manie). Beide maken het de held lastig, maar die is niet voor één gat gevangen. Uiteindelijk behaalt de held de overwinning.

Dit patroon is erg bekend, leest makkelijk en schrijft dat ook omdat de voorbeelden voor het oprapen liggen, ook door de 5W1H-techniek. Tegenstanders had ik weliswaar niet, maar het schreef lekker. En ’tegenstanders’ zijn vaak mensen die iets doen waar jij last van hebt, totaal onbedoeld, maar toch. Door actief naar tegenstanders op zoek te gaan, help je je verhaal. Vergeet in dat verhaal je overwinningen niet. In een boek overwint een held meestal ook meer tegenslagen. Zo werkt het immers ook in het echte leven. Een verhaal zonder tegenslagen schrijft en leest niet.

Drie technieken voor verhalen dus. En mij brachten ze meer.

~~~

Afbeelding van StartupStockPhotos via Pixabay

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.