#wot kissebissen

Deze blogpost is deel 11 van 17 in de reeks Over 'Wijzer Werken Met Ervaring'

Normaal ben ik niet zo van het kissebissen, zonde van mijn tijd, ik gun de ander zijn of haar mening en ben in de regel vrij meegaand. Maar niet nu…

Gisteren was het namelijk weer Wijzer Werken Met Ervaring en we moesten een onderzoeksvraag bedenken over een aspect van ervaringsdeskundigheid dat je wilde bestuderen en/of waar je zelf mee aan de slag wilde gaan. En ja, dat kon in mijn geval natuurlijk maar één onderwerp zijn. Immers: veel lezen wat los en vast zit, Cultuurwetenschappen gestudeerd, boeken vertaald, tien jaar bloggen, zelf een boek geschreven over mijn bipolaire stoornis en hoe ik daarmee heb geleerd om te gaan.

Dan blijft alleen deze onderzoeksvraag staan: hoe kan ik als ervaringsdeskundige verhalen inzetten?

Inmiddels heb ik wat rondgekeken hier en daar en dan zie ik toch enige aanleiding om te kissebissen. Ik bekeek wat cursussen herstelverhalen schrijven. En daar was niks mee, want ik ben ervan overtuigd dat je er inderdaad goede herstelverhalen mee kunt schrijven. Maar ik miste behoorlijk wat elementen die in mijn ogen onmisbaar zijn bij het vertellen van verhalen binnen de ggz, binnen elk verband eigenlijk.

De manier waarop ik zelf verhalen heb ingezet, verschilt namelijk behoorlijk van de aangeboden cursussen. Nou heb je misschien al het verschil gemerkt in bewoording. Herstelverhaal of verhaal. En dat maakt een slok op de borrel uit. Strikt genomen klopt dat overigens ook weer niet omdat er verschillende fases zijn in het herstelproces, je kunt bijvoorbeeld nog helemaal overweldigd zijn door je ziekte (fase 1); of een fase zitten dat je leeft voorbij je ziekte (4e, laatste fase).

Ik ga het nogmaals bekijken maar ik had de indruk dat veel cursussen vooral terugblikken vanaf het moment dat de ziekte/stoornis al behoorlijk onder controle is. Verwerking van geleden leed. In de cursus wordt het overigens ook min of meer zo gebruikt.

Het is namelijk precies datgene waar ik over wil kissebissen, als dat nodig is. De verhalen die ik heb verteld, hebben ervoor gezorgd dat ik – afkloppen – mijn bipolaire stoornis onder controle kreeg. Die technieken waren namelijk dezelfde als ik daarna heb gebruikt bij het schrijven van mijn boek. Minus het typen dan. Ze hebben hét verschil gemaakt in het beloop van mijn ziekte.

Ik wil daarom een lans breken voor het inzetten van verhalen bij het herstel, niet alleen bij het schrijven van herstelverhalen. En dan heb ik ook nog wel een paar technieken achter de hand die daarbij kunnen helpen. Die verder reiken dan alleen verhalen.

#WOT Word on Thursday

~~~

Afbeelding van marioosh via Pixabay

Verhalen in de ggz – een verkenning

Deze blogpost is deel 12 van 17 in de reeks Over 'Wijzer Werken Met Ervaring'

Dit wordt waarschijnlijk het eerste deel van een kleine reeks die ik ga schrijven als voorbereiding op een presentatie die ik over twee en een halve week mag geven voor mijn cursus Wijzer Werken Met Ervaring bij ggz Oost Brabant. De cursus is een eerste kennismaking met het vak ervaringsdeskundige binnen de geestelijke gezondheidszorg. We mochten voor de presentatie een onderzoeksvraag bedenken en de mijne is geworden: hoe kan ik als ervaringsdeskundige verhalen inzetten binnen de ggz?

Het lijkt me interessant om de zoektocht naar antwoorden te verbloggen. En misschien ga ik na de presentatie ook nog wel een uitwerking van die presentatie online zetten. Dat duurt nog wel even en ik heb ook nog geen idee met voor frequentie ik delen ga schrijven voor deze miniserie. Maar ik wil beginnen met een paar anekdotes die het belang van verhalen duidelijk maakte.

Mondelinge beurten

Daarvoor ga ik terug naar mijn eindexamenjaren vwo. Da’s meervoud omdat ik twee keer eindexamen moest doen door een depressie na de tweede schoolonderzoeken. Ik heb het over Engels, Frans en Duits in 1999 en Geschiedenis en Nederlands een jaar later.

Voor de mondelinge beurten bij de talen had ik gemiddeld een negen, maar voor geschiedenis maar een zeven, terwijl het nota bene mijn favoriete vak was. Dat is nogal een groot verschil maar het is vrij eenvoudig te verklaren. Bij de talen had ik een verhaal voorbereid – of zag ik meteen kans een verhaal te gaan vertellen – en kreeg ik daarvoor alle ruimte. Aan de punten en de commentaren achteraf te zien, waren die verhalen interessant genoeg.

Bij Geschiedenis had ik ook netjes een verhaal voorbereid en de docent reageerde enthousiast. Maar al na een paar minuten onderbrak hij mijn verhaal en ging over op de vragen die hij op zijn blaadje had staan. Daar ging ik met mijn mooie voorbereide verhaal en ik weet nog dat ik daar een beetje boos over was. Een behoorlijke mispeer van die docent en het resultaat was er ook naar.

Wat dat alles met de ggz te maken heeft?

Nou, eind 2006 werd ik voor de tweede keer manisch. Toen ik begin 2007 weer opgeknapt was, had mijn toenmalige behandelaar inmiddels kennisgemaakt met het signaleringsplan en dat zou mij moeten gaan helpen. Ik vond het prima en we ging aan de slag. Alleen, er gingen wat dingen mis, en dat ben ik nu pas gaan zien door de cursus. De manier waarop wij het signaleringsplan op ging stellen, leek sterk op hoe het ging bij mijn mondeling Geschiedenis. Kortom, ik voelde me totaal niet gehoord en was veel minder geïnteresseerd dan ik had moeten zijn. En het eindigde met een heel uitgebreid signaleringsplan waarin de manie van een paar maanden eerder totaal niet terug te herkennen viel (ik heb voor mijn boek en de cursus nog een paar keer bekeken).

Pas door de cursus viel het kwartje. Ik zat tijdens mijn manie helemaal vol van wat mij dwarszat. En ik denk dat wanneer mijn behandelaar mij een paar maanden daarna gewoon mijn verhaal had laten vertellen, hij weinig had hoeven doen om er de belangrijke punten uit te halen. Natuurlijk treft mij ook blaam, maar het is maar een voorbeeld om iets te duidelijk te maken.

Uiteindelijk kreeg ik nog een paar manieën en ging ik eind 2019 mezelf maar de verhalen van de manieën vertellen. En dat zorgde ervoor dat ik weer een paar maanden later de ontdekking van de ergernissen kon doen waarmee ik tot nu toe – afkloppen – mijn stoornis onder controle heb.

~~~

Afbeelding van Tumisu via Pixabay

Verhalen bij ervaringsdeskundigheid: een overzicht

Deze blogpost is deel 13 van 17 in de reeks Over 'Wijzer Werken Met Ervaring'

Gisteren liet ik aan de hand van een paar anekdotes het belang van verhalen zien. Voor mij persoonlijk en daarmee vanuit de gedachte dat iets wat voor geldt, ook voor een ander kan gelden. Zeker bij iets universeels als verhalen vertellen en luisteren naar verhalen. Daar kom ik verderop in deze reeks nog wel op terug maar nu wil ik laten zien hoe verhalen bij de ggz ingezet worden binnen het vak van ervaringsdeskundige. Het lijkt me handig om eerst kort uit te leggen wat met een ervaringsdeskundige wordt bedoeld.

Ervaring -> Ervaringskennis -> Ervaringsdeskundige

Dat is eigenlijk de drieslag die binnen de ggz wordt gebruikt: ervaring is dan wat je persoonlijk hebt meegemaakt op het gebied een ziekte, stoornis en herstel. De tweede stap is ervaringskennis: dat is eigen ervaringen aangevuld met ervaringen van anderen, analyse en reflectie en andere bronnen. Tot slot bouwt ervaringsdeskundigheid daar weer op voort: je leert nog vaardigheden voor professionele inzet aan. Op pagina 10 van dit PDF-document op GGZ Standaarden staat bovenstaande in een schema.

Herstel

Verhalen dienen ter ondersteuning van het herstel. Ook hiervan geef ik de gebruikte definitie, ditmaal afkomstig uit dit document van Kenniscentrum Phrenos. Herstel gaat dan het over het leren leven met een ontwrichtende aandoening en kent vier fasen:

  1. Overweldigd worden door de aandoening
  2. Worstelen met de aandoening
  3. Leven met de aandoening
  4. Leven voorbij de aandoening

En dan nu naar de verhalen

Tot nu toe ben ik in mijn cursus de volgende vormen van verhalen tegengekomen:

  • Herstelverhalen
  • Ervaringsverhalen
  • Empowermentverhalen
  • Stigma

Herstelverhalen zijn volgens het eerder aangehaalde document op GGZ Standaarden verhalen waarin mensen wijzen op de onverwachte wending van herstel om anderen andere mensen te laten zien in welke onverwachte hoeken herstel verstopt kan zitten. Mijn eigen boek, dat hopelijk snel naar een uitgever gaat, voldoet helemaal aan die definitie.

Ervaringsverhalen zijn verhalen waarin mensen terugkijken op bepaalde gebeurtenissen in hun leven. Het kan dus minder veelomvattend zijn dan een herstelverhaal, maar niet minder belangrijk. Dat heeft ermee te maken dat ervaringsverhalen ook empowermentverhalen kunnen zijn. Empowerment is volgens Wikipedia “het proces waardoor iemand gestimuleerd wordt zelfstandig te beslissen en te handelen en voor zichzelf op te komen.” En in verhalen doe je daarvan verslag. Dit soort verhalen kunnen erg belangrijk zijn voor herstel. Uit persoonlijke ervaring met mijn psychische problemen heb ik gemerkt dat een volledig herstelverhaal vaak begint met kleinere empowermentverhalen.

Empowerment biedt steun en kan helpen tegen stigma. Stigma zijn uitgesproken negatieve oordelen over een persoon of groepen mensen op basis van een label dat iemand opgeplakt kan krijgen. Zo wordt over mensen met een psychische stoornis of een handicap vaak negatief gedacht. Een probleem hiermee kan deze stigma diep in kunnen grijpen in de maatschappij en het dagelijks leven van iemand die een stigma opgeplakt krijgt. En hier kan helaas gelden: als je iets maar vaak genoeg hoort, kun je het zelf óók gaan geloven, al slaat het stigma uiteraard nergens op.

De andere drie typen verhalen kunnen helpen tegen stigma. Je kunt er immers krachtig mee laten zien wat je wél kunt. Morgen kijken we naar mogelijkheden om die verhalen zo krachtig mogelijk te vertellen.

Hoe ik mijn boek schreef

Deze blogpost is deel 14 van 17 in de reeks Over 'Wijzer Werken Met Ervaring'

Ik ben druk bezig met uitzoeken hoe binnen de ggz verhalen worden ingezet, vooral door ervaringsdeskundigen omdat ik daar nu een inleidende cursus voor volg. Het kost alleen wat tijd om mensen te spreken te krijgen en alle informatie die ik wil hebben, te achterhalen. Maar ik heb geleerd dat het handig is om je eigen kennis goed op een rijtje te hebben, misschien bij de cursus Learning how to learn of in het boek A mind for numbers van Barbara Oakley waar zij die cursus op heeft gebaseerd. Nieuwe kennis ontstaat als bestaande kennis in aanraking komt met een ander stukje kennis. Bij die botsing ontstaat nieuwe kennis.

Daarvoor is het dus wel noodzakelijk om je eigen kennis paraat te hebben. Anders is het lastig om iets nieuws te leren van andere mensen. Als je steeds dingen moet opzoeken, is het Aha-moment ver te zoeken, zal ik maar zeggen. Daarom wil vandaag laten zien welke technieken ik bewust en onbewust heb gebruikt bij het schrijven van mijn boek over hoe ik omga met mijn bipolaire stoornis. Grofweg zijn dat twee technieken.

De Heldenreis

De Heldenreis komt uit het boek The hero with a thousand faces van Joseph Campbell. Het boek verscheen in 1949 maar de schrijftechniek die Campbell beschrijft, wordt al duizenden jaren gebruikt, ook voor vertellingen trouwens. Ik ga nu niet in op alle zeventien elementen verdeeld over drie fases die Campbell onderscheidt. Alle verhalen die een held in de hoofdrol hebben, volgen dit patroon. Nou ja, er zullen best uitzonderingen zijn die de regel bevestigen maar het patroon is zo bekend dat het vertrouwd aanvoelt voor een lezer en voor mij ging het schrijven van mijn verhaal met deze structuur eigenlijk vanzelf.

In het kort komt het hierop neer. Een held gaat op reis. Die reis kan naar een ver oord gaan maar kan ook een metafoor zijn, zoals in mijn geval met de zoektocht naar een oplossing voor mijn bipolaire stoornis. Een volgend belangrijk belangrijk element is dat je tijdens die reis volgens het model bondgenoten ontmoet. Het is goed om je te realiseren dat je altijd mensen hebt die je kunnen helpen, huisgenoten, familie, vrienden of een behandelaar. Natuurlijk heb je in een goed boek ook tegenstanders of schurken die je moet verslaan. Die had ik met mijn bipolaire stoornis niet echt, maar die stoornis zelf voelde soms wel zo aan. Die wilde ik graag verslaan. En als ik eerlijk ben, ben ik ook mensen tegengekomen die niet altijd helemaal deden wat ik wilde. Geen schurken, absoluut niet maar ze vormen wel een belangrijk element in mijn verhaal.

Ik merkte dat het bij het schrijven lekker was om me af te kunnen zetten tegen sommige personages. Het gaf het verhaal leven. Deze ‘schurken’ zijn ook belangrijk omdat het me hielp de ups en downs in mijn leven en in mijn verhaal duidelijk te maken. Ik wist dat ik hoogte- en dieptepunten nodig had, anders werd het ongeloofwaardig. Want ik heb het hier over het verhaal van mijn leven. Handelingen van deze schurken bleken belangrijke kantelpunten te zijn. In één geval zo belangrijk dat ik zo ongeveer eeuwig dankbaar ben.

Er is een kritiekpunt op hoe de Heldenreis is gebruikt in de wereldliteratuur en populaire cultuur: helden maken geen emotionele ontwikkeling door. En dat heb ik natuurlijk wel gedaan, net als iedereen in zijn of haar leven. Daarom heb ik extra gelet op deze emoties. Niet zozeer vanwege de kritiek op de Heldenreis maar omdat omdat ik erachter ben gekomen dat handelingen/acties voortkomen uit emoties. Zo’n emotie, ontdekte ik in april 2020, was ergernis. Het veranderde mijn kijk op mijn bipolaire stoornis definitief. Het duurde een klein half jaar, maar door de Heldenreis en techniek die ik hieronder beschrijf, veranderde ik mijn leven. Letterlijk.

De Kipling-methode (5W1H)

Mijn bipolaire stoornis kende vijf belangrijke hoofdstukken, of eigenlijk seriedelen: een depressie in 1999 en manieën (in 2002, 2006, 2012 en 2019). Eind 2019 ben ik terug in de tijd al deze manische episodes nagegaan, te beginnen dus met 1999. Ik ben vragen gaan stellen met de 5H1W-methode. Ik ging voor de manie van 2019 zo veel mogelijk vragen bedenken die begonnen met Wie, Wat, Waar, Waarom, Wanneer en Hoe. (Deze methode wordt ook wel vernoemd naar Rudyard Kipling omdat hij deze woorden in een gedichtje uit Just so stories (1902) de ‘six honest serving men’ noemde ’that tought me all I know’. Ik bedacht vragen als: Wanneer speelde mijn manie? Waarom denk je dat? Wat deed je in die tijd? Wie waren daarbij betrokken? Wat deden zij? Hoe deden zij dat? Hoe voelde ik me? Waarom voelde ik me zo?

Met dat soort vragen ging ik elke dag mijn manische episode na. Ik schreef niks op omdat ik iedere dag mijn geheugen op wilde frissen en niet op een papier wilde vertrouwen dat misschien het denken een bepaalde richting op had gestuurd. Nee, ik wilde iedere dag vers denken, steeds hopend op nieuwe inzichten. En weer opnieuw het verhaal vertellen. Langzaam begon ik zo een idee te krijgen.

Na een tijdje had ik het gevoel het verhaal van 2019 in mijn hoofd te hebben en ging ik met dezelfde procedure naar 2012, 2006 en 2002.

Uiteindelijk kreeg ik steeds duidelijker een beeld. De oplossing had ik echter nog niet. Maar met deze twee technieken die ik op dagelijkse basis inzette, had ik wel zo’n helder beeld van de periode van mijn manieën dat ik een klein half jaar later een ontdekking deed die mijn leven veranderde, zoals ik hierboven al schreef.

Ben je nieuwsgierig naar mijn boek die uit deze ontdekking voortvloeide? Blijf het nieuws volgen. Het gaat hopelijk dit jaar nog naar een uitgeverij.

~~~

Waarom ik blog

Dit is mijn 500ste blogpost op Metzonderbeperking.nl. Het leek me daarom aardig om dit stukje mee te geven dat ik gisteren op Mastodon schreef over waarom ik blog:

Gisteren schreef ik onder andere iets over leren van mezelf om daar anderen mee te helpen. Uiteraard bevat mijn kennis van mezelf ook de kennis van anderen. Dat vind ik zo mooi aan leren, aan kennis opdoen: inzichten van anderen (blogs, boeken, cursussen – vaak gevonden via sociale media contacten) leren kennen en daar iets van proberen te maken waar ikzelf baat bij heb. En dat dan weer terug kunnen geven aan anderen. Via mijn blog bijvoorbeeld. Dát vind ik prachtig.

~~~

Afbeelding van Alexa via Pixabay

Heb je tips voor me?

Deze blogpost is deel 15 van 17 in de reeks Over 'Wijzer Werken Met Ervaring'

Gisteren had ik na mijn werk weer een afspraak bij de ggz. Gewoon een reguliere afspraak, niks aan de hand. Ik liep mooi op tijd de wachtruimte binnen en dacht: “Hé, de stoelen zijn verzet.” Maar goed, ik ging toch zitten en keek wat rond. En wat zag ik: het bekende logo van mijn ggz ontbrak op het bordje naast de deur. Er stond nu “GGZ FACT” en ik wist dat dat van een andere ggz was en het schoot nog even door me heen dat ik daar over een paar misschien zou komen te werken.

Ik had gelukkig al snel gevonden waar ik wel moest zijn en het gesprek met mijn behandelaar verliep voorspoedig. Ik had haar de vorige keer wel verteld dat ik aan Wijzer Werken Met Ervaring ging beginnen, maar de cursus was toen nog niet gestart. Nu dus inmiddels wel en het gesprek ging al snel die kant op en J. wist me behoorlijk te verrassen:

Heb je nog tips voor me?

Dat vroeg ze na een tijdje. Ik was blij verrast, zal ik maar zeggen. Gelukkig wist ik wat te bedenken, namelijk dat het soms handiger kon zijn om iemand eerst zijn of haar verhaal te laten doen en daarna pas te gaan behandelen. Laat cliënten hun verhaal doen en laat vragenlijsten achterwege. Natuurlijk moet je wel snel behandelen als de situatie niet acuut is. Ze zag wel daar wat in, net als in mijn huidige poging uit te zoeken hoe verhalen (laten) vertellen ingezet wordt binnen de ggz. Maar zei ze, we worden door protocollen en regels vaak gedwongen om snel te behandelen.

Dat kon ik me dan weer voorstellen en ik ben niet de discussie aangegaan dat verhalen laten vertellen misschien wel meer op kan leveren dan vragenlijsten. In mijn beleving althans. Gelukkig moet ik haar nageven dat ik bij haar nooit de indruk heb dat ze een vragenlijst afwerkt. Ze heeft altijd gemeende belangstelling en ik voel me gehoord bij haar. Wat dat betreft, was mijn tip niet nodig, maar ik was een beetje van mijn à propos.

We discussieerden nog even door en waren het erover eens dat ervaringsdeskundigen een rol kunnen spelen bij die verhalen, ter ondersteuning van de behandeling. En dat lijkt me ook mooi. Ze had bovendien zelf positieve ervaringen met de inzet van ervaringsdeskundigen, dus ik zag het wel zitten om bij haar op kantoor te komen, bij GGZ FACT. Dat zijn wijkteams van de ggz waarin diverse disciplines samenkomen: psychiater, psycholoog, spv’er, verpleegkundig specialist en ervaringsdeskundigen. En misschien nog wel meer waar ik dan vast nog over ga leren.

~~~

Afbeelding van OpenClipart-Vectors via Pixabay

Presentatie WWME: verhalen

Deze blogpost is deel 16 van 17 in de reeks Over 'Wijzer Werken Met Ervaring'

We hebben het in deze cursus al behoorlijk vaak over verhalen gehad. Toch denk ik dat er meer over te zeggen is. Ten eerste is het denk ik dat het goed is om te bekijken wat voor soort verhalen ik bedoel. Ik kan het hebben over verhalen die het product zijn van creatief schrijven. Op internet is behoorlijk wat te vinden over het nut van het aanboren van je creativiteit en fantasie. Het kan heilzaam werken, is de teneur. Toch wil ik het vandaag niet daarover hebben. Ik wil het hebben over verhalen die onszelf en dus non-fictie als onderwerp hebben.

Grofweg is daarin weer een tweedeling te maken, anekdotisch vertellen/schrijven (over een belangrijk moment uit je leven) of autobiografisch, over je hele leven. In de cursus hebben we het gehad over anekdotes, simpelweg vanwege de tijd die ons ter beschikking stond.

Beide vormen van verhalen kunnen nut hebben, en daar wil ik het vandaag wél over hebben. We hebben gezien dat een goed verhaal empowerend kan werken – naar jezelf en naar anderen omdat het begrip kan kweken – en het kan je helpen bepaalde situaties te verwerken; dat zijn allebei ook functies die verhaaltrainingen binnen de ggz hebben. Die trainingen worden overigens regelmatig door ervaringsdeskundigen gegeven.

Door de jaren heen ben ik ervan overtuigd geraakt dat er meer kan met verhalen. Mensen luisteren graag naar verhalen en mensen vertellen ze graag. Vroeger had je daar religies en bijvoorbeeld de bijbel voor want een geloof is eigenlijk niet veel meer dan een groot uitgevallen verhaal, zonder dat ik daarmee de indruk wil wekken dat religie maar een verhaal is. Ik vind het prachtig als/dat mensen er steun aan hebben.

En hoe leer je iemand kennen? Door elkaar verhalen te vertellen. Het is kortom iets heel natuurlijks en alledaags. Toevallig heb ik er ook nog eens behoorlijk veel over geleerd tijdens mijn studie Cultuurwetenschappen. En ik heb er heel veel aan gehad bij het ontrafelen van mijn bipolaire stoornis. Vandaar dat deze onderzoeksvraag voor mij heel logisch was: hoe kan ik als ervaringsdeskundige verhalen inzetten? Hoe kan ik dat doen om anderen te helpen? Dat zit er uiteraard ook achter.

Jarenlang werd ik keer op keer overvallen door manieën. Ondanks medicijnen, ondanks regelmatig terugkerende gesprekken bij de ggz en een signaleringsplan en meerdere mensen die mij in de gaten hielden. Het bleef om de zoveel tijd misging.

In 2019 bijvoorbeeld. Gelukkig raakte ik snel uit de acute fase door opgehoogde medicatie. Toen begon de zoektocht, langs twee sporen: een dossieronderzoek bij de ggz en voor mezelf had ik het idee dat ergens in al die manieën een overeenkomst of een sleutel te vinden moest zijn die deze ellende kon verklaren. Ik had namelijk het idee dat ik nog verdomd goed wist wat er iedere keer was gebeurd, dat daaruit iets te leren viel. En dus ging ik op zoek.

Ik nam om te beginnen de manie die net afgelopen was onder de loep. Omdat ik inmiddels al jaren sommige dingen dagelijks doe, deed ik dit ook dagelijks. Ik ging de manie bekijken en zette daarbij een journalistieke techniek in. Ik bedacht vragen aan hand van 5W1H (ook wel de Kipling-methode genoemd): Wie, Wat, Waar, Waarom, Wanneer en Hoe? Daar bedacht ik vragen mee:

  • Hoe lang duurde de hele manie, van begin tot einde?
  • Waarom denk ik dat?
  • Wat deed ik?
  • Met wie had ik allemaal te maken?
  • Wat deden zij?
  • Hoe voelde ik me daaronder?
  • Enz, enz.

Met dit soort vragen ging ik dagelijks kort ‘herinneringen ophalen’ over mijn manie van 2019. Ik kreeg langzaam een beeld, dag na dag, en ging naar 2012. En 2006. Enz. Het leverde een aardig idee op van wat er was gebeurd, en stof voor wat later mijn boek zou worden. Met een boek was ik toen overigens totaal nog niet bezig. Een half jaar later, in 2020 had ik mijn eureka moment. Er deed zich iets voor wat ik herkende uit het patroon dat ik eerder had blootgelegd. Het bleek het beginpunt van al mijn manieën te zijn.

Daarmee had ik eindelijk beet en en heb ik nu bijna drie jaar mijn stoornis onder controle. Ik heb het nu in de hand en weet waar ik op moet letten. Dankzij dagelijks ingezette verhaaltechnieken.

En ik had hierdoor dus ook stof voor mijn boek, want een tijdje later wilde ik dat wel schrijven. Het eerste jaar durfde ik niet te schrijven wat ik wilde, maar gelukkig had ik goede proeflezers en begon ik dus opnieuw. Ik kende daarvoor twee structuren, de spookjesstructuur van 31 stappen van Vladimir Propp en de Heldenreis van Jospeh Campbell in 17 stappen. Zo komen in het kort allebei hierop neer:

Een held gaat op reis en dat kan symbolisch, bijvoorbeeld door de woeste wereld van de manieën, zijn. Hij of zij heeft een queeste (onder controle brengen van manieën) en ontmoet medestanders (huisgenoten/vrienden/behandelaars/ervaringsdeskundigen) maar ook tegenstanders (mensen die iets doen wat triggert) en obstakels (een manie). Beide maken het de held lastig, maar die is niet voor één gat gevangen. Uiteindelijk behaalt de held de overwinning.

Dit patroon is erg bekend, leest makkelijk en schrijft dat ook omdat de voorbeelden voor het oprapen liggen, ook door de 5W1H-techniek. Tegenstanders had ik weliswaar niet, maar het schreef lekker. En ’tegenstanders’ zijn vaak mensen die iets doen waar jij last van hebt, totaal onbedoeld, maar toch. Door actief naar tegenstanders op zoek te gaan, help je je verhaal. Vergeet in dat verhaal je overwinningen niet. In een boek overwint een held meestal ook meer tegenslagen. Zo werkt het immers ook in het echte leven. Een verhaal zonder tegenslagen schrijft en leest niet.

Drie technieken voor verhalen dus. En mij brachten ze meer.

~~~

Afbeelding van StartupStockPhotos via Pixabay

#wot fijnbesnaard

Deze blogpost is deel 17 van 17 in de reeks Over 'Wijzer Werken Met Ervaring'

Voor deze #wot heb ik er ter controle Van Dale maar bij gepakt, online dan:

fijn·be·snaard (bijvoeglijk naamwoord) 1met een verfijnd gevoelsleven

Dan weet ik dat ook weer zeker. En toen moest die grijze massa in beweging. Gelukkig wist ik al vrij snel een idee te fabriceren. Het gaat in deze post niet om een discussie of ik nou wel of niet fijnbesnaard ben. Nee, het gaat om iets waar ik door eindejaarsbespiegelingen veel over nadenk en wat een behoorlijk raakvlak (b)lijkt te hebben met deze #wot.

Ik ben er namelijk terdege van bewust dat ik langdurige periodes in mijn leven heb gekend waarin de beschrijving fijnbesnaard niet op mij van toepassing was. Dat had wel een geldige reden want het heeft te maken met mijn bipolaire stoornis. Als ik manisch of depressief ben dan is mijn gevoelsleven bepaald niet verfijnd, kan ik je uit ervaring zeggen.

Twintig jaar lang ging ik met tussenpozen van steeds drie of vijf jaar van de ene episode naar de andere en er was geen hulpverlener bij de ggz die me echt kon helpen, die een verklaring kon bieden. Het enige wat ze steeds deden, was de medicatie verhogen en/of aanpassen. En dat hielp steeds, gelukkig. Maar een oorzaak achterhalen?

Nee, eind 2019 was ik dan wel weer net hersteld van een manie, maar ik was niks wijzer geworden. Ik baalde en was bang voor wat ze in Vlaanderen herval noemen. Daar had ik immers ervaring mee.

Er was net een extra traject afgelopen bij de ggz, het leverde niets op, al was het nog het nog wachten op het neuropsychologisch onderzoek. Misschien…

Dat was de situatie in het najaar van 2019. En toen besloot ik één ding te veranderen.

Met de verandering van dat ene ding, had ik binnen een half jaar mijn bipolaire stoornis onder controle. En ik heb goede hoop dat het nu voorgoed is.

Wat dat ene ding was, wil je weten?

Ik besloot voortaan iedere dag na te denken over mijn bipolaire stoornis. Iedere dag, in plaats van vier keer per jaar rond afspraken en vooruit nog een paar keer als ik mijn signaleringsplan nog eens uit de kast viste, wat overigens alleen rond afspraken gebeurde.

Ik begon iedere dag kort na te denken over de manie die net voorbij was. Ik had het gevoel dat ik er nog veel van wist en dat er iets moest zijn gebeurd wat van belang was. Dag na dag liep ik mijn geheugen na. Wanneer was deze manie? Wanneer begon de aanloop? Waarom denk je dat? Wie waren erbij? Wat deden die? Wat deed ik? Enz. Het beeld werd langzaam duidelijk en ik besloot hetzelfde procedé te herhalen voor 2012, 2006 en 2002.

Daar was ik was ik wel een poosje mee bezig, maar de plaatjes werden scherper en ik had het idee nuttig bezig te zijn. En toen diende er zich een situatie aan waarin inderdaad blijk dat ik mijn tijd zinnig had besteed en alles op zijn plek viel.

Ik blijf dagelijks aandacht besteden aan mijn bipolaire stoornis en hoop daardoor fijnbesnaard te blijven.

Maar hoe kwam ik nou op het idee dagelijks ermee bezig te gaan?

Ik leerde in mei 2012 Emma kennen (al dacht ze toen nog dat ze Jacob Jan heette) en via haar Elja. Zij blogden dagelijks. Tijdens een #blogpraat meetup op 3 augustus leerde ik bovendien onder andere Peter kennen. Net als ik was hij misschien wel jaloers op Elja en Emma want het lukte ons niet om dagelijks te bloggen. Maar Peter gaf het niet op. Hij ging met het boek ‘Mastering te art of change‘ van Leo Babauta aan de slag. Hij blogde erover, nodigde zijn lezers uit mee te doen en vanaf die dag – 6 juni 2015 – wandel ik iedere dag. Ik ging nog meer nadenken over het concept ‘iedere dag’ en realiseerde me dat ik al jaren Biggles vertaalde op dagelijkse basis. Al was dat meestal maar voor een korte periode. Plus iedere dag de blogs van Elja en Emma lezen, niet te vergeten. Die dingen, merkte ik, gingen wél goed en ik beleefde er zoveel plezier aan. Dus waarom zou ik niet voortaan dagelijks nadenken over mijn bipolaire stoornis?

Ik bekijk een ergernis van alle kanten

Ik ontdekte zo dus dat ergernissen een rol speelden bij al mijn manieën dus die kregen een prominente plek in mijn signaleringsplan. Niet met de opdracht: Paul, erger je niet! maar met de aanwijzing om zodra ik een ergernis voelde, deze van alle kanten te bekijken: waar erger ik me aan? Waarom erger ik me daaraan? Helpt het dat ik me daaraan erger? En, belangrijkste vraag: is deze ergernis mij op termijn een manie waard?

Zo naar een ergernis kijken, helpt mij want ik schiet niet meer automatisch in de vechtstand, zoals vroeger gebeurde. En hoe langer de ergernis aanhield, wat soms het geval was omdat ik me aan iets externs ergerde waar ik geen invloed op had, hoe sterker ook mijn manie werd. Nu houd ik een ergernis juist klein en kan ik hem daardoor wel baas. En misschien komt dat wel doordat ik zo fijnbesnaard ben 😉

#WOT Word On Thursday

~~~

Afbeelding van Kari Shea via Pixabay